Preview only show first 10 pages with watermark. For full document please download

78. Het Bestaan En De Invuning Van Het Vereiste Onzeker Voor Val ; De Polls Bepaalt!

78. Het bestaan en de invuning van het vereiste onzeker voor val ; de polls bepaalt! MR J D VAN DE MEENT EN MR WE VAN SPANJE e ongeclausuleerde opmerktng van de minister dat nile verzekeringen de gevolgen

   EMBED

  • Rating

  • Date

    June 2018
  • Size

    748.9KB
  • Views

    7,167
  • Categories


Share

Transcript

78. Het bestaan en de invuning van het vereiste onzeker voor val ; de polls bepaalt! MR J D VAN DE MEENT EN MR WE VAN SPANJE e ongeclausuleerde opmerktng van de minister dat nile verzekeringen de gevolgen van een onzeker voor val afdekken, verdraagr zich wat rnoeizaarn met de tekst van arrikel 7:925 lid I BW dat her hegrip onzcker voorval, anders dan bet oude arrikel 246 WvK, niet nocmt. Artikel 7:925 lid I B V vereist dat bij het sluiten van dc verzckering vo&r partijen geen zekerheid hesraat, dat, wannccr of tot welk bedrag enige uirkering moet worden gc daan, of ook hoe lang de overcengekomen premieheraling zal duren.2 Dat artikel 7:925 lid 1 BW her begrip onzeker voorval met noernt, hecit rot ceo heftig debar in de lircratuur geleid. Hoewel sinds 1 januari van dir aar her nieuwe verzekeringsrcchr, titcl 7.17 van het Burgcrlijk \Vetbock verzekering), tien jaar bestaat, lijkt tic discussie over de gevolgen hiervan nog met heslecht. Evenmin is er consensus over de vraag ann welke vercisren cen geldige vcrzekerings overeenkornst dient te voldoen. Deze cliscussic spirst rich oncler meer toe op de volgencic dric vragen: Is bet vereiste van onzeker voorval verleden rijd? Is her vureiste van subjectieve onzckerheid, dus onzc kerheid hij partijen, voldoende of dient sprake te zin 1 en Aanhangsel Handehngen /16,1039, p.1. 2 Het tweedy lid van art. 7:925 6W Iuidt: Persoonsverzekering is de verzekering welke bet even of de gezondheid van een mens betreft Dit onderdeel van art. 7:925 6W is niet relevant voor c/it artikel en aten wij verder buiten beschouwing. van oblectieve onzekerheid? Daarnaast bestond en hestaat geen eensremmigheicl over de vraag wanncer sprake moet zijn van onzeker heid; berreft dir fsleehts) bet moment tint de verzekc ringsovcreenkomst wordt gesloten? In dit artikel zullen wij deze drie vragen bespreken. I)iarbij zullen wij ons bcperken tot scbadcverzekeringen. Is het vereiste van onzeker voorval verleden tijd? Dc voorganger van artikel 7: 925 B\X, bet oude artikcl 246 WvK, iuiddc: Assuranric of verzekering is eeoc overecnkomsr bij weike de verzekeraar zich nan den verzekerde, tegen gcnot eener prumit, vcrhindr om denzelven schadeloos te stellun wegens ceo verlies, schade of gemis van verwachr voorciecl, welke dezelve, door ceo onzcker voorval, zoucle kunnen lijden. In de de6nitie van du verzekeringsovcreenkomst in bet huidige artikel 7:925 lid I BW is de onzekerheid gerichr op de schade en premiebetaling in plants van op her voorval. Het artikel vcrwi)st als gczegd met meer naar her onzvktr voorval tn de oorspronkelijke teicsr van arrikel 7:925 lid 1 BW werd bet onzeker voorval wel vermeld, maar de wurgever vond dat bet hegnp onzcker voorval met aansluit op de somrnenverzekering, nangezien her op ceo hepaald moment in leven zijn hezwaariijk als voorval aangemcrkt k:tn 24 JIJD5CHR1FI DANSPRAKELUKHEIOS- EN YERZLKER/NGSRECHT IN Di PRAKTIJK aan ONZEKER VOORVAL worden. 1De wenever beth dus geprobeerd in de definitie zowel de sehadeverzekering als de sornmenverzekering te vatten, zoals ook olgt uit de slotzin van bet artikel.4 Len gewi;zigcl inzicbt op dat punt was de enige reden om bet onzekcr voorval als begnp uit cle tckst van artikel 7:925 lid 1 LW te schrappen. Naar onze inening kan dan ook met de concluste getrokken worden dat de iiivoering van artikel 7:925 lid I 11W meehrengt dat voor clekking onder de polls pet definitic geen sprake hoeft te zijn van ten onzekcr voorval. Anders dan Van Tiggeic van der Veldt en Wansink suggereren, waar zij refereren nan de plaatsbepahng en de invulling van bet vereiste van een onzeker voorval in Ut zin van artikel 7:925 LW, is bet evenmin zo dat artikel 7:925 lid 1 BW bepaalt dat wel sprake moet zijn van ten onzeker voorval.5 1 let wetsartikel zegt daar helcmaal niets over. Afgtzicn van Ut parleinentaire gescbiedenis volgt dit nit ten vonnis van dc Recbtbank Rotterciam van 18 februari 2009, ECLI:NL:RLROT:2009:B16304, S&S 2t) 11/47 (Anna Maersk), waar zi overwcegt (co. 36.6): l)e rcchthank voigt Paget niet in de hetekenis die zij toekent ann artikel 7:925 B\V. Volgens Paget beeft het hegrip onzeker voorval geen hetekenis meet onder bet nieuwe verzekeringsrecbt en, zo hegrijpt de recbtbank, is voor dekking slecbts vereist dat hi; bet sluiten van cit overeenkomst met mag vaststaan dat ten hesehadiging zal optteden. Naar bet onrdect van de rechtbank valt ten zodanit%e recbtsregel met in artikel 7:925 LW tu lezen. Daarin is slechts ten algemene Utfinitie gegeven, voor zowel scbade verzekcringen als sornmenverzekeringen, nit welke Uefinitie Ut voor bet bestaan van ten verzekeringsovereenkoinst geldende vereisten volgen betreffende de onzelcerheid ten aanzien van schade. Dit vonnis bevestigt dos dat artikel 7:925 lid 1 LW slecbts ten definitie geeft van de verzekenngsoverecnkomst in algetnenc zin. 1)c opmerking van Ut minister dat alit verzekeringen de gcvolgcn van een onzekcr voorval Uckkcn, verdient dus enige ituancering.7 Of de vvrwezcnltjkmg van bet risico betrckking heeft op ten onzekcr voorval zal nit de polis moeten hlijken/1 Artikel 7:925 lid I LW bicdt partijen Ut ruimte om overeen te komen dat voor dekking alleen vercist is dat Ut schade ten tijde van Ut totstandkoming van de 3 Dat ward in het verleden wel onder het begrip onzeker voorval cjeschaard, N.LC. Fonkert, Beschouwingen over de wetgeving op de verze keringsovereenkomst (diss. Leiden), Den Haag: M. Nijhoff 1950, p Part Gesch.Verzekering, Hendrikse/Martius/Rinkes, p N. VanTiggele-van dervelde en ].H. Wansink, tr viel een koe uit de Iucht AV&S 2012/1 Sen Asser/Wansink, Van Tigge(e & Salomons 7-IX 2012/38. 6 In het hoger beroep dat hierop volgde bij bet Hof Den Haag was de rechtsstrijd atleen gericht op de rechtens relevante oorzaak, Hof Den Haag 29 me) 2012, ECLtNL:GH5GR:201 2:BY3542, S&S 2013/60. 7 Niettemin zullen inderdaad veel rechtsbijstandsverzekeraars uitslu)tend Uekking bieden voorjuridische gesthillen die na de totstanclkoming van de verzekeringsovereenkomst (en een eventuele wachttijd) zijn ontstaan en dus ook bet onzeker voorval als vereate voor dekkuig handhaven. S Part Gesch.Verzekering, Hendrikse/Martius/Rinkas, Kiuwer: Deventer 2007, p.6. verzekeringsovereenkomst onzeker was. Veel verzekeraars wtns(t)en her onzekcr voorval ais vereiste voor dckking echter te handhavcn en hebben na de ianvcrkmgtrcding van irtikel 7:925 lid 1 LW cit modeltckst voor Ut onze ker-voorval clausule opgcnomen in Ut polis5 Indien dat met gebeurt, betekent dat naar onze inening ecbter met dat De rechtspraak gaat vooraisnog ervan uit dat uitgangspunt moet zijn of de verwezenlijking van het risico naar objectieve maatstaven een normaal te verwachten gebeurtenis is. slc cbts bet algeinent vc reiste van onzckcrheid in de zin van artikel 7:925 lid 1 LW van htlang zoo zijis. Of sprake client te zijn van ten (vcrzekerd) onzcker voorval hangt naar onze memng af van hetgeen partijen zijn overcengekomen en rcclelijkc rwijs van elkaar mochten vcrwacbten, in welk kader Ut aard van bet vetzekercl risico ten helangrijke rot speelti2 Met Ut invocring van artiket 7:925 ltd 3 LW is her onzeker voorvat dus zeker met van bet toned verdwenen. Onzekerheid: objectief of subjectief? Of sprake dient te zi;n van ten onzeker vootval is, zoats biervoor toegelicht, naar onze mening ten kwestie van uitlcg van Ut overeenkomst van schadeverzekering. Wat zi;n partijen overeengekomen en wat mocbten zij over en weer redelijkerwijs verwacbten? Indien Ut polis voor bet recbt op uitlcering vertist dat 9 Het staat verzekeraars naar onze mening ook vrij van hat onzekerheids vereiste van art. 7:925 lid 1 SW af te wijkan. Het artikal is immers neat van dwingend recht, zie art. 7:943 SW. Zie ook daarover: H.M.B. Brouwar, (On?)zekerheid over het onzekerheidsvereiste in hat verzekeringsrecht: art. 7:925 SW nader bekeken: THEM/S Zo uidt de modeltekst voor de onzeker-voorvat-clausule die door de Ju ridische Commissie Schade van hat Verbond van Verzekeraars voor scha deverzekeringen is opgesteld: Daze overeenkomst beantwoordt tanzij part/jan uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen hat vereiste van onzekerbeid a/s bedoeld in art, (7:925) SW, indian en voor zover de schade op vergoeding waarvan aanspraak wordt gemaakt, hat gevoig is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten iijde van het s!uiten van de verzekering onzeker was dat daaruit voor venakarde schade was ontstaan dan wel naat de normale loop van omstandigheden flog zou ontstaan 11 Ook devnab gaat hiervan uit, die in baa, rapport, In/aiding VNAB model takstan 7.17 SW, 2005, schreef: In de nieuwe definitie van verzakering a hat veraiste van onzekerhaid niat langer gekoppeld aan aen voorval en daarmee is het bagnp onzekar voorval verdwenen ult de dafinitie van de varzekaringsoveraenkomst. Dat schept de moga)ijkhaid dat een verze kerde zich erop baroept dat overeenkomstig het bepaalda in art (7:925/ san hat vereiste van onzekerheid is voldaan in een situatie dat weliswaar ten tijde van hat sluiten van de verzakering voor hem zaker was dat een schadebrengende gebeurtenis zich zoc voordoen, mast niet hoe groot de daaruit voortvloeiende schade zou uitvallen. Alsdan komt hat flog starker dan ondar hat oude rec/st uiteindelijk aan op da utleg van hetgaan partijan omtrent de rekwijdte van hat varzakerd risico zijn ovaraengakomen 12 P.C. Wary en M.M. Mendel, Hoofdzoken Verzekaringsrecht, Deventer: Kluwer 2010, p. 55. TIJDSCHRIFT aanspraketijkheids- EN VEHZEKERINGSRECHT IN SE PRaKTIJK NUMMFR 3, APR11 2ii6 / /55 25 zoals sprake is van een onzeker voorval, is de vervolgvraag orn wat voor onzekerbeid bet dient te gaan. Is dat obiectieve of subjectieve onzekerbeid? Dc htcratuur is verdeeld. Voorstanders van de subjectieve leer betogen dat ricbtinggevencl is of voor de vcrzckering nenwr ten tijde van bet sluiten van de verzekeriiigsovereen komst ouzelcer is of de scbadeveroorzakendc evenementen zuhcn plaatsvinden.1 Auteurs die de objcctieve leer Of de verwezenlijking van het risico betrekking heeft op een onzeker voorval zal uit de polis moeten blijken. verdedigen, zoals ivlijnssen14 en Brouwer stellen dat bet moet iaan om ob)ectieve onzekerbeid over de vraag of, wanneer en zo ja, voor welk gedeelte bet overgedragen risico zich gaat voordoen. Brouwer meent bovendien dat uit de redaetie van artikel 7:925 lid 1 BW kan worden afgcleid dat uitgegaan moct worclen van bet ob1cetieve criterium. Het ligt your de band dat de wetgever zou bebben aangegeven dat voortaan afgeweken zou worcien van de objectieve leer die volgt uit bet Cox-arrest, aldus Brouwer. Wij zijn cut met met Brouwer eens. Artikel 7:925 BW benogt naar onze mening uitslmtend de geldigbeid van de verzekeringsovereenkomst te regelen. Daarvoor is, in geval van een sebadeverzeke ring, vereist dat (in ieder geval) voor parti]en onzeker is dat wanneer of tot welk bedrag enige uitkering moet worden gedaan. Meer heoogt artikel 7:925 BW met te regelen. Onder meer Vloernans en Mendel [voetnoot) betogen dat bet afhanit van de aarcl van dc verzekering en dc inhoud van de polisvoorwaarden of cut moeten worden gegaan van stihjectieve of objectieve onzekerbeid. Ook naar onze mening zou betgeen partij en zijn overecngekonien en redelijkerwijs van elkaar mocbten verwacbten als uitgangspunt inoeten dienen. tngeval uitleg van de verze ken ngsovereenkomst hierover geen uitsluitsel biedt, menen wij dat uit een tweetal arresten van de Huge Rand volgt dat de bet begrip onzeker voorval naar objeetieve maatstaven ZOU moeten worden uitgelcgd. Het arrest van 26 november 1993 (N] 1994/126 (Cox) bad betrekking op schacle die was ontstaan aan tie inotoren van een drietal trucks gedurende bet transport van Nederland naar Canada. Het koelsystecm van de trucks was door de expediteur niet voorzien van antivries waardoor bet water in bet koulsysteem uitzette, net sebeuren in vitale 13 Niet relevant is wat de betrokkene daaromirent behoorde te weten, rnaar wat hi] wiit. Asser/Wansink, Van Tiggele & Salomons 7-IX 201 2/38. Zje ook: A. Blom, Causaliteit in het verzekeringsrecht (din. Rotterdam), Serie verzekeringsrecht, Kiuwer: Deventer 2006, p F.H.]. Mijnssen, Verzekerinq (Mon. BWnr. 888), Deventer: Kluwer 2012, p H MB. Brouwer, (On?)zekerheid over het onzekerheidsvereiste in bet verzekeringsrecht: artikel 7:925 8W nader bekeken THEMI5 2013/4. p N.Vloemans, lnleiding, de overeenkomst van verzekering fl: Hendrikse, Van Huizen & Rinkes (red.) Verzeker.riqsrecht, Deventer: Kluwer p. 17. nlotoronderdclen tot gevoig. Cox sprak haar verzekeraar nan die weigercie dekking te verlenen onder de verzekering. Het bof was van oordeel dat scbadc door vorst onder ten transportverzekering nict is gcdekt als een onzeker voorval, dat bet met roevoegen van antivries geen verzekcrd evenenient is oncler ecu transportverzekering en dat er dus geen dekking onder de polis was. Dc I-loge Raad beeft dit oordeei in stand gelaten. Dc Hoge Rand was van oorcieel dat met relevant is dat Cox zclf bet ztcb voordoen van tie vorst niet verwacbtte of heboefde te yerwacbten. Volgens tie Hoge Rand zou dit alleen anclers kunnc n zijn inclien in een hijzoncler geval, voor zover in verb.ind inet bet hepaalde in artikel 246 bepaalde mogelijk, ook Was verzekerci tegen vorst die door Ut verzelcerde met werd voorzien. Dc Hoge Rand neemt dus als uitgangspunt of bij bet sluiten van de overeenkornst vorst en bet daardoor hevnezen van icoelviocistof die met van antivnes was voorzjen, ecu normaal te verwachten geheurtenis was. In Ut zaak die leicide tot bet arrest van de Hoge Rand van 2 mci 1997 (NJ 1997/597, Fortuna) werd deze objecticve maatstnf ook toegepast door de reebtbank en dit oordecl bield stand in boger beroep en in cassatie. In recbtspraak van recentere datum wordt oolc uitgegaan van de objectieve leer. Dc Rechtbank Rotterdam overwcegt in baar vonnis van 18 fehruari 2009 (to ): Antlers dan Paget aanyoert, is n.iar bet oordecl van de recbtbank niet bepalend of your baarzelf tie hoge temperaturen tijclens die reis en/of andere omstandigheden met Zijn voorzitn, docb gaat bet cmiii of in meet geobjecti veerde zin van onvoorzienhaarheid kan worden gesproken. Daarbij diem in bet kader van ten goederentransportver zekering Ut (geobjectiveerde) wetensebap van Ut t,ij her transport betrokken derden tevens te worden betrolcken. Anders zoci de voorzienbaarbcid te zeer afbankei ijic zij n van de tocvalhge omstandigbeici of tie verzekerde the een claim indient, in casu tie verkoper, bedoelde wetenscbap beeft gebad. Dc recbtbanlc vervolgt (rn ): Evenmin bepalend is dc stelling (...) dat scbade nan tie gereedsebapskoffers ten gevolge van extreme tempc ra tuurscbommelingen in tie (in de bovenste lang van het scbip gestuwcie) containers allerminst voorzienbaar is. Deze stelling ziet met op onzekerbeid ten aanzien van tic oorzaak van de schade, maar zict op de gevolgen van de omstandigbcden ti;dens bet transport. Uitgaande vait ecu norrnaal te acbtcn loop van de omstandigheden dient evenwel uit de voorgaande overwegingen volgt te worden nangenornen dat Ut scbade bet gevolg is van ten c-igen gebrek of de sard van de gereedschapskoffers zt lf, in wellc kader voorzienbaarheid geen rol speck. Dc rechtbank is van oorcleel dat spraice moeten zijn van on voorzienbaarht id in miii of meer geobjectiveerde zin en past dus ook de objectieve maatstaf tot. In bet boger bcroc p van deze procedure bij bet 1-lof Den Haag staat met name de recbtens relevante oorzaak centr,sal. Uit bet arrest Jeiden wij ecbter af dat het bof bet oordeel van Ut rccbtbank over transport 26 IOU, NUMMER.1, APRIl 2016 TUDSCHRiFTAAHSPRAKELIIKHEiOS- IN VRRZEKERING5RECUT IN DE P186112K verzekeraar en vcrzc keringnemer anders overeentcomen in Naar onze menmg staat echter mets eraan in de weg dat suhj ectieve of objectic ve maatsraf moest worden toegepast. in de litigieuze polissen mets vastgelegd over dc vraag of cen Voor zover kenbaar uit de betreffende jurisprudentie, was gebeurtenis is. zoo hoeven cit te kem cn, omdat cc feitettjk immers altijcl over bet evcnement dient te hestian na bet sluiten van cit aard van di vcrzekeringsovereenkornst cc ook onzekerheid bij de dat vraag of sprake is van een onzeker voorval, uitgangspunt moet zijn of de verwezc nliking van bet risicf) naar objecueve maatstaven een normaal te verwachten bet onzeker voorval impliciet onderscbrijft. cc in de Tot dusver wordt rcchtspraak dos van uttgegain Volgens Mendel zoo ten algc rnene cegel dat van een Henclrikse en Brouwc r daarentcgen menen dat gezien dc visit hetekenen dat de verzekeraar bij zo n regel hijna noomt scbade zeker is. een moment voor het intreden van de schade is waarop die de scbade zal iimtreden, (...) absurd zl(n. Dit zoo in zm;n bet sluiten van dc verzc keringsovereenkomst zeker is chit onzeker voorval geen spruce is indien op enig moment na de recbtspraak, ligt naar onze mening cit objectieve een verzekerd evenernent zoo voordoen. Gelet op de wist crop dat de verzekeringnemer vanzelfsprekend altmjd van bet afsluiten van de verzekcringsovereenkomst niet kecingsovereenkomst wist dat zich gedurende di loopti1d verzekeraar aannemelijk te maken, aitbans gemotiveetd moment, dan wel gecicirende dc gebele looptijd van di vec van onzekerhetd bij bet tangaan van de vcczekecmngs zekeringsovereenkomst wordt gesloten? betreft dit (slechts) bet moment waarop de vet Wanneer moet sprake zijn van onzekerheid; verzckecingsovereenkomst. Artikel 7:925 lid 1 11W scbcmjft voor dat sprake moet zmjn in een onevenredig lastige bewmjspositie. Hoe dient de subjectieve maatstaf de vcrzckecaar naac onze mening leer in van de verzekering op bet moment dat zij gesloten wordt.2 umtgangspunt is dat de vraag of tegen ten onzeker voorval Wansink en Van Tiggele-van cler Veldt betogen dat onzekerheid als voorwaarde voor dekking te stellen. I-let toepassen vtn ten subjectieve maatstaf bemoeilikt bet tnscbatten van ten risico voor de verzekeraar immers onzeker was of bet voorval zoo plaatsvmnden? Ook Blom praktisclw nadelen van de subjectieve leer en de tendens in bet wenselijk is voor verzekeraars om illicit subjectieve overeenlcornst. Vraag is ecbter of niet ook op een later zekccingsoveceenkomst sprake moet zijn van onzekerbemd. de verzekeringsovereenkomst. Vraag is ecbter in boeverre zoti kunnen ontkennen dat bij bij bet sluiten van dc verze de rede, tenzij partijen inclers zin overeengekornen in di ONZEKER VOORVAL in grote mate. Daarnaast brengt bet toepassen van de te betwistcn, dat bet voor dc verzekeringnemer ten tijde is verzelcecd uitsluitend hetrekkmng beeft 01) de geldigheid 17 Hof Den Haag 29 mel 2012, ECLI:NL:GHSGR201 2:8Y3542, S& / De verzekerlngnemer dient immers aannemelijk te maken dat sprake is van een gedekt evenement, art. 150 Nv. 19 A. Blom, Cat,saliteitin verzekeringsrecht (diss. Rotterdam), Serle verze let keringsrecht, Deventer; Kluwer 2006, p N.Van Tiggele-van dervelde en ].H.Wansink, Er viel een kay ult de Iuchg AV&S 2012/18. Nude wetgever in tite( W geen omschrijving van het onzekec voorval heeft opgenomen, is verdedigbaar dat de wet dus fiat anger voarschrijft op walk moment de onzekerheid moet bestaan die men onder het oude recht aan plaatsvinden van van voorval let verbond. Naar recht ken near onze mening fist anger worden hudg volgehouden dat de vraag of tegen een onzeker voorval verzekerd is, uitsluitend de geldigheid van de verzekering op het moment dat zij ge sloten wordt zou betreffen, zoals Wansink en Van Tiggele-van der Velde vecemste onzekerbeid bi) bet aangaan van de overeenkomst hc treft feitelijk cit geldigheid van cit overeenkomst terwmjl invloecl beeft op bet a! dan nmet ontstaan van de uitkerings de looptijd van de verzekeringsovereenkomst onzeker zi;n. In de transportbrancbc wordt daarcntegen vtak met een art. 7:925 OW uitdrukkelijk bepaalt. 21 H.M.8. Brouwer, ton?)zekerheid over let onzekerheidsvereiste in hat verzekeringsrecht: artikel 7:9258W nader bekeken THEMI5 2013/4, p. 155 en M.L. Hendrikse, Onzekerheidsvereiste in: SE. van Hall, ML. Hen drikse, NJ. Margetson, H.P.D. den Teuling en G