Transcript

Alfabetische Woordenlijst Afrikaans - Nederlands Door Marcel Bas. Afrikaans - Nederlandse woordenlijst met uitleg en aantekeningen Dit is de grootste Afrikaans-Nederlandse woordenlijst op het internet. En ze blijft groeien, want ik voeg er regelmatig woorden en wetenswaardigheden aan toe. Mijn naam is Marcel Bas, en ik ben taalkundige. Ik geef, onder andere, Nederlandse taalles aan Afrikaanstaligen en Marcel Bas Afrikaanse taalles aan Nederlands- en Duitstaligen. Ik ben tevens corrector, schrijver en vertaler vanuit verschillende talen, waaronder het Afrikaans. Die taal bestudeer ik sinds mijn achttiende jaar met grote belangstelling en enthousiasme. Inleiding Het Afrikaans, ten onrechte vaak "Zuid-Afrikaans" genoemd, is ontstaan uit taalcontact tussen zeventiende-eeuwse, Hollandse dialecten, Khoi en slaventalen. Inmiddels is ze uitgegroeid tot een volwaardige taal, die zich onder invloed van het Engels steeds onafhankelijker van het Nederlands ontwikkelt. De woordverschillen met het Nederlands zijn dan ook buitengewoon interessant en het beschrijven waard. Deze woordenlijst biedt u op leerzame wijze de kans kennis te maken met die verschillen. De lijst is niet alleen leerzaam, ze is ook praktisch, want u kunt haar ook afdrukken en op reis in zuidelijk Afrika of bij het lezen van teksten in het Afrikaans gebruiken. De lijst laat ook zien wat de taal níet is: ze is niet, zoals velen denken, slechts een soort mengelmoes van het Nederlands of een "grappig taaltje" dat woorden als pletterpet i.p.v. 'veiligheidshelm', amperbroekie i.p.v. 'string', stront-in-die-broekie i.p.v. 'diarree', kan-nie-sinknie-skippie i.p.v. 'duikboot', en loerpypie i.p.v. 'verrekijker' zou kennen. Dit grappige imago berust op een Nederlandse misvatting. Pletterpet is in het Afrikaans namelijk gewoon veiligheidshelm. Het woord bestaat wel in het Afrikaans, maar als grapje; ongeveer zoals Nederlandstaligen beeldbuis i.p.v. televisie, en doppen i.p.v. ogen zeggen. Ook het bekende amperbroekie is grappig bedoeld, maar men zegt eerder g-string, en meestal deurtrekkertjie. Voorts: Stront-in-die-broekie bestaat helemaal niet, en is in het Afrikaans diarree Kan-nie-sink-nie-skippie bestaat ook niet: dit is gewoon duikboot Loerpypie bestaat evenmin en is in het Afrikaans gewoon verkyker Maar dat maakt het Afrikaans er niet minder interessant op! Tot slot een toelichting op de woordenlijst: bij begrippen die verwarring kunnen veroorzaken (zoals het verschil tussen arties en kunstenaar, of de betekenis van steen) heb ik voorbeeldzinnen bedacht die de betekenis duidelijker moeten maken. Verder ben ik bij veel woorden ingegaan op de geschiedkundige, etymologische, sociale en culturele achtergrond, en doe ik melding van de gevoeligheden die woorden kunnen oproepen. Raadpleeg deze lijst regelmatig, want ze wordt voortdurend uitgebreid. Marcel Bas ([email protected]) Soek: druk Ctrl + f Zoeken: toets Ctrl + f. Afrikaans Nederlands aalwee, aalwyn - zn aloë aanbied aanbieder aand - zn aandete - zn aanbieden, presenteren presentator (radio, TV) Avond avondeten gebeuren; verder gaan / voortgaan; betreffen aangaan - ww aanhou - ww aanmeld - ww aanpiekel - ww aansitterig Vgl. 'Kanniedood' ("Wat gaan hier aan?" = Wat is er hier aan de hand? / "Vir sover as dit my aangaan..." = Wat mij betreft... / "Dit het so vir 'n halwe dag aangegaan." = Het ging zo'n halve dag door.) Vgl. Eng. 'go on' doorgaan (met), voortgaan (met), blijven doen, aan de lijn blijven (telefonisch), geduld betrachten "Hou aan, asseblief" = "Blijft u even wachten, alstublieft / Blijft u aan de lijn alstublieft" "Dit hou aan reën" = "Het blijft regenen" Vgl. Eng. 'hold on' (zich) aanmelden, inchecken (ook op luchthaven) (met moeite) dragen, vervoeren; gaan, lopen aanstellerig, overdreven emotioneel Opm.: De Nederlandse zin "Stel je niet aan" wordt dan ook als "Moenie so aansitterig wees nie" vertaald en niet als "Moenie jou aansit nie" of iets dergelijks. aanzetten, aandoen, inschakelen aanskakel Opm.: dit werkwoord wordt bij electronische apparaten gebruikt, wat te vertalen is met 'aandoen, aanzetten': "Skakel die televisie aan, asseblief" en "Ek het nou die motor aangeskakel" = "Ik heb nu de auto/motor aangedaan" 'Aansit' wordt hier ook gehoord, maar dit wordt als minder netjes beschouwd. Vgl. Eng. 'switch on' Zie ook 'afskakel' zich aansluiten; lid worden aansluit - ww aansoek - zn aansteeklik aap (die ~ uit die mou laat) aar - zn aardig Opm.: Het Afrikaanse aansluit by (zonder wederkerend voornaamwoord) wordt overeenkomstig het Eng. werkwoord to join gebruikt, waar de betekenis ook 'lid worden van' kan betekenen: Hy het by Danie Theron se Verkennerskorps aangesluit = 'Hij werd lid van het Verkennerscorps van Danie Theron' Honderde leerlinge het by die biblioteek aangesluit = 'Honderden leerlingen zijn lid geworden van de bibliotheek' verzoek, sollicitatie, aanvraag besmettelijk (ziekte) een geheim verklappen (koren-)aar; ader - zn onaangenaam, naar, misselijk, zich niet lekker voelend; ongemakkelijk, slecht, gegêneerd, beschaamd; irritant, aanstotelijk; aanzienlijk, groot Zie verder bij arig, met verdere uitleg over deze voor het Nederlands ongebruikelijke betekenis aartappel, ertappel - zn aardappel aartappelskyfies - zn patates frites; chips aasvoël - zn gier abba op de rug dragen verkeerd, niet juist, 'er naast', abuis abuis ablusieblok - zn afdelingswinkel - zn afdraaipad - zn ertappel is een wisselvorm. (vgl. 'slaptjips') Vgl. 'gier' (Ek is ~ = Ik heb het mis, ik zit ernaast) toilet- en wasgelegenheid op een camping warenhuis Vgl. Eng. 'department store' afdraand(e) - zn afrit, afslag zn. helling (naar beneden); bijw. bergafwaarts affêring, affêre - zn affodil - zn affaire narcis (vgl. 'opdraand(e)') afgehaal voel (ek voel afgehaal) zich beledigd, vernederd voelen afhalen, afdoen, afzetten afhaal afklim - ww ("Hy haal sy helm/hoed van sy seuntjie se kop af" = "Hij neemt zijn helm/hoed van het hoofd van zijn zoontje af"; "Haal jou boeke af" = "haal je boeken er vanaf"). Vlg. 'ophaal' en 'oplaai' uitstappen (bus, trein, e.a.) Vgl. 'inklim' iets lachend wegwuiven, op lichtvaardige wijze met een ernstig probleem omgaan door erom te lachen aflag (iets ~) - ww Opm.: aflag is een anglicisme, afkomstig van Eng. to laugh off: Afr. Hy het die hele voorval afgelag - Eng. He laughed off the entire incident = Hij wuifde het hele voorval lachend weg. afneem afrigter - zn afnemen, fotograferen trainer uitzetten, uitdoen, uitschakelen afskakel Opm.: dit werkwoord wordt bij electronische apparaten gebruikt, wat te vertalen is met 'uitdoen, uitzetten', 'uitschakelen': "Skakel die televisie af, asseblief" en "Ek het nou die motor afgeskakel" = "Ik heb nu de auto/motor uitgezet" 'Afsit' wordt hier ook gehoord, maar dit wordt als minder netjes beschouwd. Vgl. Eng. 'switch off' Vgl. 'aanskakel' aftorring - ww aftornen met pensioen gaan aftree - ww Opm.: Dit woord heeft er de schijn van dat het een leenvertaling van het Eng. morfologisch gelijkende 'to retire' is. aftree-oord - zn complex met bejaardenwoningen aftrekken (geen seksuele connotatie), naar beneden trekken, downloaden aftrek - ww iemand se aandag aftrek = iemands aandacht afleiden aftrekorder / debietorder - zn machtiging tot automatische afschrijving parkeerplaats langs de snelweg (dus geen aftrekplek - zn zgn. 'afwerkplek'!) korting afslag zn. Opm.:Hoewel in het Afrikaans zowel het woord korting als afslag bestaat, wordt afslag vaker gehoord. In het Nederlands is dit net andersom, en wordt 'afslag' meer bij grote bestellingen (bij 'bulk'-bestellingen, bijvoorbeeld) of bij groothandels gebruikt. "By hierdie grootmaatbestelling het ek 'n goeie afslag gekry" = "Op deze bulkbestelling heb ik veel korting/afslag gekregen" "Kry nou afslag by jou reis na Europa!" = "Krijg nu korting op je reis naar Europa!" afslag ww afsterwe - ww afval - zn villen (verh.; arch.) doodgaan, overlijden; (modern Afr.) contact verliezen met vrienden, familie, kennissen ("Hy het sy vriende afgesterf vandat hy oorsee gaan bly het") afval; traditioneel boerengerecht van schapenpens, schaapspootjes en schapenkop, langzaam gegaard in gekruid bijv. met kerrie - heet water. Vgl. 'vullis', 'vuilis' agtermekaar agterste (plat) - zn aikôna, haikôna aitsa! akkedis - zn akkerboom, eikeboom - zn albaster, albastertjie - zn algemene handelaar - zn alikreukel / arikreukel / arikruik / alikruik - zn alleenloper, enkelloper zn alleenlopend, enkellopend bijv. nw. voor elkaar, in orde achterwerk nee!, helemaal niet!, over m'n lijk! uitroep van verbazing hagedis eikenboom, eik (Quercus robur) knikker soort 'Winkel van Sinkel' Vgl. Eng. 'general trader' 'alikruik'; grote zeeslak die zich op rotsen ophoudt (Turbo sarmaticus) vrijgezel, alleenstaande vrijgezel, alleenstaand iedereen, elkeen, allen Opm.: In tegenstelling tot het Nederlands, gebruikt het Afrikaans 'almal' ook als het onderwerp in een zin, terwijl het in het Nederlands enkel een onbepaald telwoord is dat aan het onderwerp of voorwerp toegevoegd wordt (wij, jullie, zij allemaal). Het Nederlandse gebruik van 'allemaal' treft men in het Afrikaans echter ook aan. De volgende zinnen moeten het bovenstaande illustreren. almal "Almal in Paterson weet waar lê Kaapstad. Maar weet almal in Kaapstad waar lê Paterson?" = "Iedereen in Paterson weet waar Kaapstad ligt. Maar weet iedereen in Kaapstad waar Paterson ligt?" "Suid-Afrika, waar almal tuisvoel." = "Zuid-Afrika, waar iedereen zich thuisvoelt." "Dit is 'n groot vrees vir ons almal." = "Dat is een grote vrees voor ons allemaal/allen." En het wordt, net als in het Nederlands, als onbepaald telwoord naast het onderwerp gebruikt: "Hulle is almal vriende van my" = "Zij zijn allemaal vrienden van mij" "Ons is nie almal so nie"= "Wij zijn niet allemaal zo". Dit is echter enkel mogelijk bij mensen. Immers, de manier waarop in het Nederlands allemaal voor abstracte begrippen, dingen of massa's gebruikt wordt, moet in het Afrikaans met 'alles' (of, in de spreektaal, met 'als') vertaald worden; net als in verouderd Nederlands. Bijvoorbeeld: "Dit het alles verander" = "Het is allemaal veranderd" "Dit is alles maniere waarop ons vir mekaar kan vererg" = "Het zijn allemaal manieren waarop we elkaar kunnen irriteren". In het Afrikaans kent men ook' elkeen', maar dit betekent meer 'eenieder', 'iedereen afzonderlijk'. Het Engels kent deze betekenis ook, van each (one). Vgl. 'enigeen' kalender almanak - zn Opm.: In het Afrikaans kunnen 'almanak' en 'kalender' door elkaar gebruikt worden en betekenen ze precies hetzelfde, al wordt 'kalender' veel vaker gebruikt. Het Nederlandse woord almanak, d.i.een jaarlijkse publicatie met allerhande terugkerende informatie, is in het Afrikaans te vertalen met 'almanak'. (spreektaal) alles, allemaal als - bijw. "Dis als verby" = Het is allemaal voorbij. / "Dis als verniet" = Het is allemaal tevergeefs amandel - zn amandel (de boom en de steenvrucht waarvan de pit eetbaar is als noot (Prunus dulcis); niet de lymfeorganen achterin de keel) Opm.: De benaming voor de lymfeorganen achterin de keel die in het Nederlands amandelen genoemd worden (tonsillen), zijn 'mangels' in het Afrikaans (zie aldaar). bijna amper Opm.: Het Nederlandse 'amper' kan het beste benaderd worden door 'skaars' of in mindere mate 'nouliks' te gebruiken: tangaslipje amperbroekie (weinig gebr.) - Opm.: in plaats van het grappig bedoelde 'amperbroekie' zegt men in het Afrikaans eerder zn 'deurtrekkertjie' om het tangaslipje of, in het Engels, de g-string mee aan te duiden. officieel amptelik Hierdie nuwe wyn is gister amptelik bekendgestel = Deze nieuwe wijn is gisteren officieel geïntroduceerd aan de andere kant / aan de overzijde anderkant ("anderkant die longdrop kry jy die bure se erf" = aan de andere kant van het buitentoilet vind je het terrein van de buren) (vgl. 'duskant' en 'oorkant') het buitenland anderland - zn ("ek wil nie in anderland bly nie; anderland se kos is so vreemd" = ik wil niet in het buitenland wonen; het eten in het buitenland is zo raar) angstig; heel graag angstig Opm.: de betekenis 'heel graag' wijst op een leenvertaling uit het Engels. In deze zin vertoont angstig sterke overeenkomsten met Eng. anxious, dat weliswaar op angstig lijkt - en dat via Latijn anxius ook ver verwant is aan angstig. Een voorbeeld van dit gebruik van angstig in het Afrikaans: Hy was angstig om van hom te leer = Hij wou heel graag van hem leren. (vgl. Eng. He was anxious to learn from him) dametje, mevrouwtje (schertsend) antie - zn Vgl. Eng. 'auntie' Zie ook tannie, oom, omie antrasietstoof - zn appelkoos - zn kolenkachel abrikoos struik met grote, eetbare, appelachtige bessen (Physalis viscosa en P. angulata) drogist, apotheek aperitief appelliefie - zn apteek - zn aptytwekker - zn Vgl. Eng. 'appetiser' naar, ongesteld; beschaamd, niet op z'n gemak; onvriendelijk, irritant, onaardig arig arm (mv. arms) - zn arme, armes - zn arties - zn aspris - bw Opm.: In het Nederlands betekent aardig 'vriendelijk'. De voor het Nederlands tegenstrijdige betekenis van het Afrikaanse aardig en arig is eenvoudig te verklaren door te kijken naar het zeventiende-eeuwse Nederlands; algemeen betekende aerdich 'beleefd, vriendelijk' (Jan de Vries: 1971), zoals nu in het Algemeen Beschaafd Nederlands, maar in dialecten betekende het 'vreemd, eigenaardig'. Er zijn Vlaamse dialecten waar die negatieve betekenis behouden is. Daar zegt men 'aorig' om een ongemakkelijke situatie aan te duiden (G.J. van Wyk (red.), Etimologiewoordeboek van Afrikaans: 2003). arm, armen (ledematen) arme, armen kunstenmaker, circusartiest, 'artist' Opm.: 'arties' betekent niet NL. 'artiest'. Het is dus geen musicus of een ander soort kleinkunstenaar. Men moet het eerder zoeken in het circus en bij spektakels). ("Dit is lewensgevaarlik om 'n sweefstok-arties se kunsies te probeer nadoen" = Het is levensgevaarlijk om de kunsten van een acrobaat te proberen na te doen). Zie verder bij 'kunstenaar' expres, opzettelijk Opm.:Dit woord is een variatie op Nl. expres alstublieft asseblief Bij verzoek: "Vir meer inligting moet jy asseblief net die bostaande vorm invul" = Voor meer informatie verzoeken wij je het bovenstaande formulier in te vullen. astrant brutaal groente in azijn (maar niet hetzelfde gerecht als de Indische atjar in Nederland en Indonesië (bijbels) (Laatste) Avondmaal atjar - zn Awendmaal - zn B baadjie - zn baadjiepak - zn baai Baai, die - zn baaibroek - zn baas - zn jasje, colbert mantelpak zn. baai; ww baden, vrijetijdszwemmen (vgl. 'bad) bijnaam voor Port Elizabeth zwembroek baas, (vero.) beleefde, zwarte aanspreekvorm voor blanke Er zullen nog enkele oude, zwarte mensen zijn die blanken willekeurig baas noemen. Dit kan vreemd overkomen, bijvoorbeeld als een toerist uit Nederland op een boerderij aangesproken wordt met "Môre, baas". ("'Goeiemôre, Baas', sê ou Gladman Nqumela vir die boerseun wat sowat sestig jaar jonger is as hy.") Vgl. 'miesies' en 'oumiesies' (hist.) blanke heerschappij baasskap - zn Voor 1994 bestuurde Zuid-Afrika's blanke minderheid het land. Via de Nasionale Party gaf ze te kennen ZuidAfrika "blank" te willen houden, hetgeen gerealiseerd zou worden in baasskap. In de praktijk bestond het baasskap-streven uit het behoud van blanke macht over arbeid, economie en met name rassenpolitiek; d.w.z. de mogelijkheid afzonderlijk van andere rassen te kunnen leven. In dezen betekent baasskap dus meer dan enkel 'baasschap' of 'heerschappij'. De term was al sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw omstreden. baba - zn baby, zuigeling babelas, babelaas, babalaas kater (van drank) - zn Afrikaanse meerval (wijdverbreide Zuidbaber - zn Afrikaanse zoetwatervis Clarias gariepinus) ('baber' stamt af van het Nederlandse woord 'barbeel') (bijw.) erg, zeer; vaak; (telw.) veel ("Ek het baie geslaap" / "Ek voel baie ongelukkig" / "Baie veel mense gee nie om vir omgewingsbewaring nie.") Opm.: veel wordt alleen gebruikt als het beheerst wordt door baie of te. Dus erg veel is in het Afrikaans 'baie veel' en niet 'baie baie', en 'te veel' is gewoon 'te veel'. baie 'Zo veel' is daarentegen 'so baie', tenzij je er een stellende trap (van vergelijking) mee wilt uitdrukken: "Ek dink so baie aan ons samensyn in Clifton..." "Daar is so baie mense op die Strydomplein vandag." (soms hoor je hier ook so veel) Maar: "As 'n volk het ons net so veel reg op selfbeskikking as ander volke." "Probeer so veel as moontlik om jou waardigheid te behou." bakgat (gemeenz.) erg goed ("dit gaan ~ " = Het gaat erg goed) Vgl. 'puik' bakkie - zn baklei baljaar bandopnemer - zn bankfooie - zn banknoot - zn bankrot bankstaat - zn battery - zn beampte - zn bed - zn bedanking - zn bedank - ww bedanking inhandig - ww bederf, bederwe - ww bedlêend pick-up truck (kleine vrachtwagen met open bak) op de vuist gaan, ruzie maken, strijden (overdr.) spelen, huppelen cassetterecorder bankkosten bankbiljet Vgl. Eng. 'bank note' failliet, bankroet dagafschrift van de bank accu, batterij ambtenaar bed, bedding "Vroeër kon ons swem en hengel in die ou rivierbed" dankbetuiging, ontslag (onovergankelijk) ontslag nemen; (overgankelijk) iem. bedanken ontslag nemen bederven; verwennen Vgl. Eng. 'to spoil' (zie ook 'verpes') bedorwe brokkie - zn bedlegerig verwend kind bedrywigheid - zn activiteit Vgl. Eng. 'spoiled brat' Misdadige bedrywighede = criminele activiteiten verliefd beenaf - bn ("Sy het beenaf op hom geraak" = Zij werd verliefd op hem) (vgl. pootuit) bees - zn koe beesvleis - zn beet - zn beetslaai - zn beethê - ww befoeterd bekendstel, bekend stel - ww bek-af, bekaf bekommerd - bijv. nw. bekommerd wees - ww uitdr. rundvlees bieten bietensalade beethebben, vasthebben slecht gehumeurd introduceren teleurgesteld, verontwaardigd, moe bezorgd (vgl. 'gogga', 'besie' en 'dier') bezorgd zijn, zich zorgen maken bemagtig - ww in staat stellen, individuen en groepen versterken zodat ze kunnen deelnemen aan de samenleving Vgl. Eng. 'to empower' Zie verder bij bemagtiging het in staat stellen, versterken van individuen en groepen zodat ze kunnen deelnemen aan de samenleving bemagtiging - zn bemark - ww bemarking - zn Opm.: In Zuid-Afrika houdt dit in dat voorheen achtergestelde groepen nu worden bevoordeeld. Zo kent men sinds jaar en dag Swart Ekonomiese Bemagtiging (SEB), hetgeen in de praktijk inhoudt dat de staat zwarte bevolkingsgroepen economische voordelen en voorrechten toekent, hun bij het creëren en toedelen van banen een voorkeursbehandeling geeft en bedrijven verplicht tot het naleven van rassenquota. Inherent hieraan is echter dat blanken bij gelijke of betere geschiktheid achtergesteld worden en dat blanken op de arbeidsmarkt als tweederangsburgers moeten worden behandeld. Vgl. Eng. 'empowerment' Zie ook bij 'regstel' en 'transformeer'. ergens reclame voor maken, iets commercieels aan de man brengen marketing plannen, van plan zijn beplan - ww ("Ons beplan om Hartenbosch toe te gaan gedurende die Kerstyd" = We zijn van plan om tijdens de Kerst naar Hartenbosch te gaan) berader - zn. adviseur, consultant advies, consult berading - zn. ("Hulle het vir huweliksberading gegaan" = Zij hebben huwelijksadvies gevraagd) bêre - ww opbergen, sparen bêrekopie - zn soort afbetaling bij winkel beseffen, zich realiseren besef - ww Opm.In het Afrikaans kent men niet het werkwoord zich realiseren. Gebruik daarom altijd besef. besering - zn bezering, verwonding, blessure verzamelnaam voor kleine keversoorten besie - zn ('haantjes', zoals 'liewenheersbesie' Coccinella spp. en 'valsstinkbesie' Nysius natalensis) (vgl. 'stoor') druk, bedrijvig ("Ek is besig" = "Ik heb het druk") besig - bn Opm. In de Afrikaanse syntaxis speelt besig een rol als markeerder van het progressief aspect. Het progressief aspect wordt in Nederlandse zinnen met "aan het" + onbepaalde wijs uitgedrukt. In het Afrikaans met "besig om te" + onbepaalde wijs. "Ek is besig om te kook" = Ik ben aan het koken. "Sulke vooroordele is besig om te verander" = Zulke vooroordelen zijn aan het veranderen. De Nederlandsere vorm is tot op heden ook in zwang in het Afrikaans: "Armoede is aan die toeneem" naast "Armoede is aan 't toeneem" en "Armoede is besig om toe te neem". Onder invloed van het Afrikaans gebruikt het ZuidAfrikaans Engels dezelfde constructie, met busy: "I am busy reading" (Z.A. Engels) = "I am reading" (Standaardengels). besigheid - zn zaak, handel besigheidsman - zn zakenman besigheidsure - zn openingstijden beskinder belasteren harde, uitgedroogde koek, vaak met karnemelk bereid, in blokjes gesneden en gedoopt in de koffie; Z.A. Engels 'rusk' beskuit - zn Vgl. Eng. 'business' Vgl. Eng. 'business man' Vgl. Eng. 'business hours' Vgl. 'boerebeskuit, boerbeskuit' besoedel - ww besoedeling - zn bestelling - zn bestuur - zn bestuurder - zn verontreinigen, vervuilen verontreiniging (vgl. 'omgewingsbesoedeling') afspraak besturen, rijden (motor bestuur = auto rijden bestuurderslisensie - zn bestuurder; manager rijbewijs betower - ww betoveren beursie - zn portemonnaie milieubewust bewaringsbewus bewertjie, bewertjies - zn bielie - zn biesies - zn bietou - zn Vgl. Eng. 'driver's licence' Vgl. 'toor' (vgl. 'omgewingsbewaring') trilgras: Europese grassoort met hartvormige aartjes (geslacht Briza) super; kanjer bies, rus (biezen van het geslacht Junca) (uitdr. 'dat die biesies bewe'= 'als een tierelier') geelbloemige, samengesteldbloemige struik met leerachtige bladeren uit de zuidelijke kuststreek (Chrysanthemoides monilifera) een beetje, eventjes 'n bietjie - zn ("Ek gaan so'n bietjie kook" = Ik ga even koken) Opm.: Abusievelijk zegt - en schrijft - men vaak 'bietjie', zonder het onbepaald lidwoord. bilharzia - zn biltong - zn ziekte door larven in rivierwater gedroogd rund- of wildsvlees dat men in binnenhuisversierder - zn bitterappel - zn blaai om (b.o.) blaarslaai - zn blaaskans - zn lappen of in kleine stukjes koopt en vervolgens met een biltongmesje eet (traditioneel Boereeten!) binnenhuisarchitect doornachtige nachtschadestruik met blauwe bloemen, gelobde bladen en grote, kogelronde, olijfgroene, harde bessen (sodomsappel): dit is een notoir 'onkruid' (Solanum sodomaeum) zie ommezijde sla adempauze, rustpauze, tijd om bij te komen de schuld geven aan blameer (vaak als anglicistische constructie 'iets ("Blameer dit op Apartheid!" = Geef Apartheid maar weer de schuld!) op iemand blameer') Vgl. 'verkwalik' blaps - zn blatjang - zn bles bleskop - zn blikemmer - tussenw. blikoopmaker - zn bliksem - zn blikskêr - zn blikskottel - zn blindings - zn - zn blits blits- (woorddeel) blitsverkoper - zn blitsvinnig bloeddoortapping - zn bloei flater, vergissing zoet-zure saus met azijn,abrikozen etc., i.e. chutney kaal (vgl. 'kaal' en 'haarloos') kaalhoofdig lieve hemel!, sodeju! blikopener zn bliksem, deugniet, snuiter; ww iemand slaan, meppen ("Ek gaan jou bliksem as jy nie ophou nie!"); - tussenw.verdomme! (vgl. 'blikskottel', 'foeter' en 'donner') blikopener deugniet Opm.: Dit soort woorden, blikemmer en blikskottel, zijn eigenlijk afgeleid van 'bliksem'; taboevorming zal hier de oorzaak van zijn. rolgordijnen; jaloezieën: 'luxaflex' weerlicht, lichtflits flits-, snel-, vlugbestseller heel snel bloedtransfusie bloeden (vgl. ww. 'blom') eucalyptussoort uit Australië bloekomboom - zn (< Eng. 'bluegum tree', Eucalyptus globulus uit ZuidAustralië en Tasmanie) Bloemies, Bloem (gemeenz.) Bloemfontein blokkiesraaisel, blokraai - zn kruiswoordraadsel blokkiesvloer - zn parketvloer blom - zn blom - ww bloem bloeien blombedding - zn bloembed, perk blomkool - zn bloemkool slechts, ronduit, alleen maar (vgl. kaal) boven zn de allerbeste; bijv nw top-, super- bloot bo bobaas bobbejaan - zn bobotie - zn boeglam (jou ~ skrik) boegoe - zn boekenhoutboom - zn boeke merk (vgl. 'bloei') (vgl. 'bed') ("Op hierdie CD sal jy vanjaar se bobaas treffers vind." = Op deze CD vind je de allerbeste hits van dit jaar / "Ons verkoop net bobaas braaivleis." = Wij verkopen alleen top-barbecuevlees / "Boerbone is bobaaskragkos" = Tuinbonen zijn top-krachtvoer) baviaan eenpansmaal met vlees en kerrie, van Indiase oorsprong zich kapotschrikken verzamelnaam voor geneeskrachige bossies (zie aldaar) uit de citrusfamilie (Agathosma, Acmadenia) boomsoorten (Kaapse boekenhoutboom Rapanea melanophloeos en bosveldboekenhoutboom Faurea saligna) (< dial. Ned voor 'beukenhout', omdat de bomen op de Europese beuk zouden gelijken) Vgl. 'olienhoutboom' boekmerk - zn schriften nakijken huisgodsdienstoefening, thuis gezamenlijk uit de Bijbel lezen (< boeke vat = 'pak de boeken') boekenlegger boekrak - zn boekenplank, -kast boep, boepens - zn boerbone - zn dikke buik tuinbonen het boeren, een agrarisch bedrijf runnen boekevat - zn boerdery - zn boerbeskuit, boerebeskuit zn boerekos - zn boereplaas - zn boereraat (mv. boererate) zn Vgl. Eng. 'bookmark' Vgl. 'rak' Vgl. plaas harde, uitgedroogde koek, vaak met karnemelk bereid, in blokjes gesneden en gedoopt in de koffie; Z.A. Engels 'rusk' traditionele plattelandse gerechten boerderij huismiddeltje boereverneuker (plat) - zn oplichter, matennaaier zeer populaire, speciale verse barbecue(braai)worst, bestaande uit runder- en boerewors - zn varkensgehakt, gemalen spek, gekruid met o.m. kruidnagelen, koriander, worcestersaus en azijn of citroensap informele benaming voor boerewors (zie boerie - zn hierboven) boeta - zn oudere broer, oudste broer broer(tje), ventje, (amicaal, schertsend) boet, boetie - zn vriendje boetebessie - zn (gemeenz.) vrouwelijke parkeerwachter bog - zn onzin boggelrugwalvis - zn bultrug(walvis) boggom / bôgom geluid / roep v.e. baviaan bohaai - zn lawaai, ophef gedeelte van Kaapstad waar van oudsher de Bo-Kaap - zn Kaapse Maleiers wonen bovenkant bokant - zn (Vgl. 'anderkant', 'duskant', 'oorkant') boven, aan de bovenkant van bokant - vz bokka - zn Opm.: Bokant my bed hang 'n skildery (Vgl. 'anderkant', 'duskant', 'oorkant') liefkozende aanspreekvorm voor meisje: schatje, liefje Vgl. bokkie, engel, skattebol op bokking gelijkende vis bokkem - zn bokkie - zn ("'n Lekker bossie bokkems" = Een lekker zooitje bokking) geitje, bokje, kleine gazelle, kleine antilope, enz.; grietje; ventje (liefkozende term) Vgl. bokka, engel, skattebol bollemakiesie - zn geelgrijs zangvogeltje waarvan de roep op "bokmakierie!" lijkt: Telophorus zeylonus zn.doos; ww boksen deel van de Kaapprovincie (ook Westelike Provinsie genoemd) haarknot koprol bolyf - zn romp bontspring - zn bontstaan - ww uitvluchten zoeken hard werken boom; wiet bokmakierie - zn boks - zn Boland - zn bolla - zn boom - zn ("Bollemakiesie slaan / maak" = een koprol maken) Vgl. romp, rok ("Jy lyk sleg; het jy die naweek dalk te veel boom gerook?" = Je ziet er slecht uit; heb je dit weekend soms te veel wiet gerookt?) Vgl. 'dagga', 'zol' en 'skyf' boonop boontoe bo-op bo-oor boord - zn boorgat - zn boos bootry borg - zn (mv. borge); ww bodem (van pot, vat, emmer; niet de grond) bovendien naar boven toe bovenop boven over heen boomgaard waterwel boos, euvel, verdorven ("Ek is boos vir jou" = "Ik ben boos op jou" / "Om Satan te volg is 'n bose daad" / 'Ons veg nie teen vlees en bloed nie, maar teen die Bose'). Vgl. 'kwaad', 'kwaai', 'vies'. bootje varen zn sponsor (mv. sponsoren); ww sponsoren ("Ons supermark borg die dorp se wedloop" = Onze supermarkt sponsort de hardloopwedstrijd van het dorp / "Ons soek borge vir die wedloop" = We zoeken sponsoren voor de wedstrijd) borrel - zn luchtbel, luchtbelletje borrie - zn koenjit / kurkuma / geelwortel (Curcuma longa) borst (in alle betekenissen) bors - zn borslappie - zn borsspeld - zn bosberaad - zn bossie - zn Vgl. 'dop' ("Ons sing die volkslied uit volle bors") slabbetje broche bepaalde vorm van brainstormen, georganiseerd op een afgelegen plek, een commercieel jachtlandgoed of safaripark struikje, kruid, bosje; zooitje (vis) Opm.: bossies, als meervoud, kunnen ook naar het algemene Nederlandse begrip onkruid verwijzen (zie hieronder bij het lemma bossies (~uittrek), maar bossies zijn ook een bepaalde soort vegetatie, bestaande uit kleine, geharde struikjes met heel fijne takjes die in de droge, aride gebieden leven. In de Karoo, op het Hoëveld en elders vindt men bijvoorbeeld het kankerbossie, kakiebos, ag-dae-geneesbos; kleine plantjes die houtig zijn om tegen het harde klimaat bestand te zijn. bossies ( ~ uittrek) bossiestee - zn onkruid (wieden) rooibostee penseelzwijn bosvark - zn (gedrongen soort inheemse zwijnachtige; Potamochoerus porcus) (vgl. 'vlakvark') Bosveld - zn Noord-Transvaals landschap Dit landschap wordt gekenmerkt door hoog gras met schaarse groei van bomen, waar grootwild graast. Bomen die er groeien zijn Acacia erioloba (kameeldoring), Acacia luederitzii (baster-haak-ensteek), Boscia albitrunca (witgatboom) en Terminalia sericea (vaalbos). bot - bijv. nw. bot (bijv. nw.) bottel - zn fles (vgl. 'been') (vgl. 'fles') slijterij bottelstoor - zn Opm.: i.p.v. het anglicistische bottelstoor zegt men liever drankwinkel) boter botter - zn botterblom, botterblommetjie - zn botterbroodjies (skons) - zn boud(e) - zn bougenootskap - zn bra - bw bra - zn Hy botter sy brood aan albei kante = Hij eet van twee walletjes soort gazania (Gazania krebsiana) scones bil(len) bank voor huisleningen nogal; eigenlijk; weinig ("Die aantal reaksies is bra beperk" = Het aantal reacties is nogal beperkt) beha Vgl. Eng. 'bra' dapper braaf Wie denkt dat dit een anglicisme is, zal verbaasd zijn te merken dat men in ouder Nederlands ook 'braaf' zei om 'dapper' of 'stoutmoedig' mee aan te duiden. braai(vleis) - zn braaivleisaand - zn brak(kie) - zn brakkiesbakkie - zn brander - zn branderplank - zn branderry barbecue barbecue-avond (bastaard)hond doggie bag grote watergolf surfplank surfen stoofpot, vaak met suring (Nl. klaverzuring: Oxalis)bereid bredie - zn Vgl. 'waterblommetjiebredie' breekgoed - zn brein - zn breinvliesontsteking servies hersenen (van mensen) (vgl. 'harsings') briek hersenvliesontsteking - zn rem; ww remmen Brittanje - zn Broederbond - zn Groot-Brittannië In 1918 opgerichte, geheime organisatie die ("Briek aandraai" = Op de rem trappen, afremmen) de politieke en culturele belangen van Afrikaners behartigde. In 1994 omgedoopt tot Afrikanerbond. broeien, broeden broei - ww ("'n Groot storm broei by die kus" = Er dreigt een storm bij de kust / "Papegaaie broei nie maklik nie" = Papegaaien broeden niet makkelijk) broeikas - zn broeikasbaba - zn broekiekouse - zn broerskind - zn bromfiets - zn couveuse couveusekind panties neef, nicht, oomzegger brommer, motorfiets brommer - zn bromvlieg bromponie - zn brug - brûe - zn brug ( ~ speel) bruismeel - zn scooter brug - bruggen bridge spelen, bridgen zelfrijzend bakmeel buiten- (als voorvoegsel) buite- buitemuurs buiten, buite (Vgl. 'brommer') (Vgl. 'bromfiets') Opm.: Net als in het Nederlands schrijft men in het Afrikaans het woord buiten mét n (men spreekt deze n in zulke gevallen ook steevast uit!). Maar in woordverbindingen vervalt de n steeds. Zie hieronder, bijv., bij buitemuurs, en vergelijk het lemma buiten, buite. deeltijds (student), extraneus buiten (Vgl. 'buite-') behalve, buiten buiten vir Dit is eigenlijk een anglicisme (except for), en wordt als volgt gebruikt: "Buiten vir my, is daar niemand wat omgee vir 'n eerlike debat nie." = Buiten mij / behalve mijzelf is er niemand die iets om een eerlijk debat geeft. buitepasiënt - zn poliklinische patient stier bul - zn 'Stier' wordt in het Afrikaans enkel gebruikt om er het gelijknamige sterrenbeeld mee aan te duiden) bulk loeien barg (gecastreerd mannelijk varken) burg - zn Net als in het Nederlands wordt in het Afrikaans het ongecastreerde mannelijke varken beer genoemd. Dit Afrikaanse burg, met nultrap, is een goed voorbeeld van het feit dat het Afrikaans voortkomt uit Hollandse dialecten, en niet uit een standaardvariant. bij de hand, dichtbij byderhand ("In hierdie baie onveilige stad hou ek my pistool byderhand.") byderwets modern, eigentijds by die huis bijw. thuis bykomstighede - zn accessoires beet byt - zn ("Byte van insekte kan gevaarlik wees" = Insectenbeten kunnen gevaarlijk zijn) Vgl. Eng. 'at home' D (gemeenz.) die, dat daai ("Daai ou is darem 'n lelike ding!" = "Die gozer is toch lelijk!") Vgl. 'daardie' en 'dii' daardie (aanw.vnw) die, dat daar's hy, dankie dadelbrood - zn alstublieft (bij het aangeven van iets) dadelkoek meteen, gelijk dadelik dagboekie - zn dagbreek - zn (vgl. 'daai', dié' en 'hierdie') Opm.: In het Nederlands betekent dadelijk tegenwoordig 'straks'. Gebruik voor het Nederlandse 'dadelijk' het woord 'netnou', ''n bietjie later', en om het nog gezwinder te maken 'nou-nou'. agenda dageraad Vgl. Eng. 'daybreak' marihuana, wiet dagga - zn dagha - zn dagsê dagsorgsentrum - zn Opm.: De in Zuid-Afrika groeiende lipbloemige Wildedagga (Leonotis Leonurus, ook duiwelstabak genoemd) is niet verwant aan de ons beruchte wietplanten van het geslacht Cannabis. Met zijn mooie, oranje, buisvormige, viltige lipbloemen is Leonotis leonurus een heester die eerder aan een enorme dovenetel of salie doet denken. Hij wordt gebruikt als traditioneel medicijn tegen koorts, hoofdpijn, hoesten en dysenterie. Ook de eenjarige planten Leonotis ocymifolia en L. nepetifolia hebben een bedwelmende en geneeskrachtige werking, bijvoorbeeld bij diabetes type II, en ze worden ook dagga genoemd. Vgl. 'boom', 'zol' en 'skyf' specie, aangemaakte cement goedendag crêche Vgl. Eng. 'daycare centre' misschien dalk dam - zn damwal - zn dan en wan, af en toe Opm.: 'dalk' en 'miskien' kunnen naast elkaar gebruikt worden, al wordt 'miskien' in fomelere stukken gevonden, en 'dalk' minder. 'Dalk' komt voort uit het Nederlandse woord 'dadelijk' (vgl. 'dadelik') stuwmeer, meer dam af en toe (Zie verder bij 'elke dan en wan') dankie darem dank U, dank je wel toch, wel ("Dit het die hele week gereën, maar ons het darem 'n lekker vakansie gehad!" / "Jy was besig! Het jy toe darem jou werk klaargemaak?" / "Ja, die probleem is nou opgelos, maar darem... Ek is nog steeds ontsteld daaroor...") (Kaapse) klipdas (Procavia capensis capensis) dassie - zn deesdae Hoewel dit dier vernoemd is naar de Europese das, is het niet verwant aan diens Avondlandse evenknie. Het gaat hier om een plomp, bruinharig diertje van zo'n 40 centimeter, dat zich op rotsen en koppies (zie aldaar) ophoudt. tegenwoordig (in de zin van 'dezer dagen'; niet 'aanwezig') Vgl. 'teenwoordig', 'teenswoordig' netjes deftig deken - zn ("Julle Hollanders praat altyd so deftig!" / "Vanaand is ons almal deftig geklee in 'n donker pak met 'n wit hemp en 'n wit das") sprei (Vgl. 'kombers' en 'duvet'). aflossen (van schuld of zonde) delg ("Hoe kan ek my skuld delg as ek werkloos is?") Vgl. 'skuld' en 'opdok'. ministerie departement - zn Die departement van arbeid = Het ministerie van werkgelegenheidVgl. Eng. 'department' derduisende - telw derduiwel - zn derms - zn denim - zn vele duizenden plaaggeest, duivel darmen spijkerbroek deur deur zn; door vz deurmekaar deurmekaarspul - zn deurentyd(s) die dié Vgl. Eng. 'denim' Vgl. 'door' door elkaar, in de war, verward, ver heen (bijv. van drank) ("Ek raak heeltemal deurmekaar as jy aanhou Afrikaans met Hollands meng" = "Ik raak helemaal in de war als jij het Afrikaans met het Nederlands blijft mengen"). chaos steeds de, het ("Die meisiekind, die ou, die vrou, die voël, die land" = "het kleine meisje, de jongen, de vrouw, de vogel, het land"). Vgl. 'dié' die, dat (als verwijzing naar iets dat je eerder genoemd hebt) ("In Suid-Afrika koop selfs die ouderlinge op Sondag die koerant. Dié dag is by Nederlandse christene egter by uitstek die dag van rus en geloof.") daarom dié: dit is ~ dat... Die Baai - zn (gemeenz.) Die Kaap - zn (gemeenz.) Die Paarl (spr. 'die pêrel') zn ("Vandag sal dit mooiweer en warm wees. Dit is dié dat ek 'n sambreel saamgebring het." = Vandaag zal het zonnig en warm zijn. Daarom heb ik een parasol meegebracht.") Port Elizabeth Kaap de Goede Hoop Paarl (dorp in de Westkaap, vernoemd naar de ronde, glinsterende heuvel op het gemeentelijke grondgebied) dier - zn dier, beest dik dik (v. muren, enz); vol (na gegeten te hebben) Vgl. 'bees' ("Wil jy nog aartappels?" "-Nee, ek is dik, dankie") dikwels dinee - zn vaak, dikwijls diner (vgl. ete) ding; stokpaardje, favoriete bezigheid; rage, hype, etc. ding - zn dinkskrum - zn disnis De betekenissen favoriete bezigheid, stokpaardje en rage zijn van Engelse herkomst en kunnen niet altijd zo vertaald worden. Bijvoorbeeld: "Vroëer was daar 'n boikot teen Suid-Afrika, maar nou is ons land dié ding in toerisme." Of nog anglicistischer: "Deesdae is Afrikaanse sokkiejolliedjies die in ding by kroeë." Een andere betekenis is beter vrijer te vertalen: "Sonder Engelse woorde kan Afrikaans maar nie sy ding doen nie." = " Zonder Engelse woorden kan het Afrikaans niet (helemaal) functioneren." denktank duizelig, erg ver heen, 'lam', 'gek', etc. ("ek skrik/lag my disnis!" = ik schrik/lach me rot! "Ek hardloop my disnis" = ik ren tot ik een ons weeg. / "Ek eet my disnis" = ik eet me lam/gek/ etc, etc.) Vgl. 'boeglam', 'deurmekaar' doedoes - ww slapen gaan ~ doek(ie) - zn dog / gedog dogter - zn gaan slapen doek; luier dacht / gedacht / vermoeden gehad hebben (jong) meisje, dochter waarheidszegging door op de grond gegooide botjes te bekijken eigenwijs en brutaal krik onweer dolosgooi dom-astrant, domastrant domkrag - zn donderstorm - zn donga - zn donkie - zn donkiewerk - zn donner - zn dood - dooie - zn dood - dooie - bn droge beekbedding, diepe sloot, diepe gleuf of gat in grond door erosie of heftige regenval (soms worden zulke gleuven en gaten in de grond 'geute' (dus 'goten') genoemd) ezel sleurwerk zn donder, deugniet, snuiter, (geen) zier; ww slaan, rammen, vallen ('donderen'); tussenw verdomd, verdomme ("Ek gee geen donner om nie" = Het kan me geen donder/zier schelen / "Hoor die donner in die lug." = Hoor de donder in de lucht / "Waar is die donner nou?" = Waar is die snuiter nou? dood - dode dood - dode, overleden Opm. 'Dood' gebruikt men in het Afrikaans ook waar men in het Nederlands 'overleden' zou gebuiken: "'n Brandbestryder is dood terwyl sy span gesukkel het om 'n veldbrand onder beheer te kry." = Een brandweerman is overleden toen zijn ploeg met moeite probeerde een veldbrand onder controle te krijgen. "Vier mense is dood in 'n fratsongeluk" = Vier mensen zijn overleden in een bizar ongeval. We hebben hier waarschijnlijk met een anglicisme te maken (vgl. 'dead' in een vergelijkbare zin als "Four people were dead in a freak accident"). doodernstig -bn doodmaak doodtrek bloedserieus doden, vermoorden doorstrepen dode - doden dooie - dooies - zn Allersieledag is die dag waarop die Katolieke Kerk die dooies gedenk = 'Op Allerzielen gedenkt de Katholieke Kerk de doden' dooier, eigeel door - zn doos - zn Opm.: Men zal eerder 'geel van 'n eier' zeggen (Vgl. 'deur') doos; vrouwelijk geslachtsorgaan (plat); sukkel, halve gare, enz. (kwets.) ("Jou doos!" = Jij Sukkel!) dop - zn neut, borrel; dop dophou in de gaten houden lidmaat van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk doorn; 'geweldenaartje' Dopper - zn doring - zn doringboom - zn doringdraad - zn (vgl. 'regmakertjie', 'sopie', 'neut' en 'voggies' ("Jou doring!" = Je bent een engel! / Wat een geweldenaar! / Goed van jou!) 'doornboom' (meestal bomen van het geslacht Acacia e.d.) prikkeldraad dorp, gemeente, woonplaats dorp - zn Opm.: Bij het invullen van formulieren wordt niet altijd naar woonplek gevraagd, maar naar dorp. Dit betekent in dit geval hetzelfde. douvoordag voor dag en dauw draad trek (plat) draadsitter - zn draai - zn zich aftrekken iemand die geen kant kiest znbocht, draai; wwdraaien toilet bezoeken draai loop ("Moenie in die bos draai loop nie." = Niet je behoefte in het bos doen) Vgl. 'kniediepvoordag' draai maak bezoeken draf drif - zn hardlopen; joggen doorwaadbare plaats in de rivier infuus drip - zn droesel - zn droë vrugte - zn dronk dronkgat (plat) dronkslaan droogmaak droogskoonmaker - zn druip druiwe - zn (mv.) druiwekorrel - zn (enkv.) druk - zn druk, drukkie - zn ("Kom maak gerus 'n draai as jy in Suid-Afrika is.") Vgl. Eng. 'drip' droesem, bezinksel, 'grondsop' gedroogde vruchten dronken; (zn) dronk dronken, bezopen verbijsteren verbrouwen stomerij Vgl. Eng. 'dry cleaner' druppelen; zakken (voor examen) druiven druif ww stevige omarming geven (Eng. 'to hug') korte omarming ter hartelijke begroeting Opm.: In Zuid-Afrika omarmt men elkaar aldus vaker dan in de Nederlanden; bij een weerzien of een afscheid voor langere tijd omarmen mannen vrouwen en vice versa (bekenden, vrienden, verre familie) elkaar, ook als er geen heftige emoties bij komen kijken. (vgl. 'karnuffel' en 'karfoefel') drukspyker - zn punaise drumpel - zn drempel, dorpel besturen (auto, paardenwagen); drijven; (be)drijven dryf (Vgl. 'duimspyker') ("'n Besigheid dryf" = Een zaak drijven) duet - zn duik - zn duiker - zn twee huizen onder een kap deuk duiker: zeer kleine antilope (van het geslacht duikweg - zn duimgooi/duimry duimspyker - zn Duitse masels - zn duskant duvet - zn duwweltjie, dubbeltjie - zn dwarstrekker - zn dwelmmiddels - zn dwelms - zn Cephalophus) tunnel, viaduct liften punaise rode hond deze kant, deze zijde; aan deze kant, aan deze zijde ("Duskant het ons nie sulke probleme nie" = Aan deze kant (van de oceaan) hebben we niet zulke problemen / "Duskant die rivier." = Aan deze kant van de rivier.) (vgl. 'anderkant', 'oorkant') dekbed Vgl. Eng. 'duvet' doorgaans twee plantensoorten (Emex australis en Tribulus terrestris) die in het gras groeien en stekelige, harde vruchten hebben die, wanneer erop getrapt, in voeten en poten blijven zitten (zeer pijnlijk) dwarskop, koppig iemand drugs drugs E ê; eg êe, eg eeld - zn (vaak in de anglicistische meervoudsvorm eelde uitgedrukt) eetplek - zn eetsalon - zn effens, effentjies eg - zn (mv. êe) eggen - ww eelt restaurant restauratie (trein) een beetje, net, lichtelijk ("Hierdie boek is effens beskadig" / "Die Rand kan teen die einde van die jaar effens styg" / "Ons peusel effens, en dan gaan ons waai" = We eten eventjes (een beetje) en dan gaan we ervandoor.) eiendomsagent - zn makelaar in onroerend goed eier - zn (mv. eiers) ei (mv. eieren) bijnaam voor Stellenbosch FONT SIZE="-1">Zie ook 'Matieland' tussenw. au! terminal fantastisch, geweldig Eikestad - zn Vgl. Eng. 'estate agent' eina! eindpuntgebou - zn eksie-perfeksie ekskuus (tog) / 'skuus (tog) / sorry, pardon askuus (tog) eland - zn elke dan en wan grote antilope (Taurotragus oryx) zo af en toe Opm.: Toevoeging van het woord 'elke' bij dit soort woordgroepen wordt als anglicistische invloed beschouwd ('every now and then'). Men kan ook volstaan met dan en wan en af en toe. een ieder; wie dan ook enigeen ("Moenie dat/lat enigeen vir jou ore aansit nie!" = Laat je niet door wie dan ook overtroeven!) Vgl. Eng. 'anyone' motor (spr 'enjin' als ['℮ndʒ∂n]) enjin - zn engel - zn Uit Eng. 'engine' Vgl. motor liefkozende aanspreekvorm voor partner: schatje, liefje Vgl. bokkie, bokka, skattebol enkelloper, alleenloper - zn enkellopend, alleenlopend bn enkelouer - zn era - zn erd-, erde- erdvark - zn vrijgezel, alleenstaande vrijgezel, alleenstaand alleenstaande ouder tijdperk (Vgl. 'tydperk' voor verdere uitleg) aard-, aarde- ('erdewerk', 'erdvark') aardvarken Opm.: geen varken of zwijn, maar een Afrikaans dier dat holen graaft en 's nachts tevoorschijn komt en op termietenjacht gaat. Doet aan miereneter denken, heeft lange snuit met heel kleine bek aan het uiteinde; heeft holle tanden en een lange, beweeglijke tong waarmee hij in termietenheuvels peurt. Net als de mol brengt hij met zijn gegraaf schade toe aan het boerenland, tot ergernis van de boeren. Men vermoedt dat het aardvarken verwant is aan de olifanten en dassies (zie aldaar). Wetenschappelijke naam: Orycteropus afer) êrens aardwolf (soort bruine, grote hyena: Proteles cristatus) regenworm, aardworm ergens ertappel, aartappel - zn aardappel erdwolf - zn erdwurm - zn Eskom - zn Vgl. 'iewers' ertappel is een wisselvorm. Zuid-Afrika's grootste electriciteitsmaatschappij diner, etentje, maaltijd ete - zn Dus niet 'voedsel', zoals in het Nederlands de betekenis van 'eten' ook kan zijn. Vgl. 'aandete', 'dinee', 'wegneemete'en 'kos' ertjie - zn erwt even ewe bijw. "Hierdie krimpvark en mol is ewe groot" = Deze egel en mol zijn even groot / "Almal is nie ewe mooi nie, maar wat maak dit saak?" = Niet iedereen is even mooi, maar wat maakt het uit? Opm.: Vaak zegt men ewe skielik als men praat over een plotselinge gebeurtenis: "Die Engelse sê dit reen nooit nie en dan sous dit ewe skielik" = De Engelsen zeggen dat het nooit regent, en dan stortregent het plotseling. F fees - zn festival (Vgl. 'partytjie') kuren, lastig gedrag fiemies - zn ("Hy is vol fiemies") (vgl. 'skeet') fietsry - zn fisant - zn ww fietsen fazant flarden, flenters flenters - zn flerrie - zn fles - zn ("aan flenters" = aan flarden, aan flenters) zn losbol, een liefje, een flirt (gezegd van een meisje); ww flirten flacon, thermosfles Vgl. Eng. 'flask (zie ook bij 'bottel') bioscoopfilm fliek - zn ("Gaan fliek" = Naar de bioscoop gaan) Vgl. Eng. 'flick' flieksaal - zn flikkerlig - zn flikkers - uitdr. (~ gooi) bioscoopzaal richtingaanwijzer je uiterste best doen om iemand te imponeren zn zaklantaarn (vgl. Eng. 'flash light'); ww flitsen futloos, flauw (flou val, 'n flou-ogige man). flits - zn flou Vgl. 'laf'. flous voor de gek houden, plagen trucje, truc, stunt foefie - zn "Mense dink dis 'n bemarkingsfoefie" = "Mensen denken dat het een marketingstunt is." foeter slaan fok (plat) geslachtsgemeenschap hebben fokken - bn, bw, tussenw (vgl. 'befoeterd') (Vgl. 'neuk' en 'naai'). verdomde, vervloekte; verdomme; tussenwerpsel van groot ongenoegen Vgl. Eng. fucking, dat dezelfde betekenis heeft. Hoogstwaarschijnlijk si Afr. 'fokken' een leenwoord. Vgl. 'teel' niks, geen zier, noppes, 'geen fuck' fokol / fokkol (plat) ("Ons het fokkol geld." / "Ek voel fokol.") Vgl. Z.A. Eng. 'fuck all' fondament - zn fotostaat - zn achterwerk honorarium, prijs (zoals voor toegang), tarief, wettelijk verschuldigd geld fooi, 'drinkgeld' fotokopie fotostateer - ww fotokopiëren fraiing - zn franje; pony (haar) speling der natuur, speling van het lot, bizarre afwijking, vreemde snuiter fooi - zn fooitjie - zn frats - zn Vgl. ouderw. Eng. 'photostat' Vgl. ouderw. Eng. 'to photostat' Vgl. qua betekenis Eng. 'freak' woorddeel: bizar, totaal verrassend (en vaak noodlottig) als een speling der natuur; als een speling van het lot frats- Opm.:Dit is moeilijk te vertalen in het Nederlands omdat er in het Nederlands gekozen wordt voor een bijvoeglijk naamwoord of een beschrijving, en niet zoals in het Afrikaans (waarschijnlijk onder invloed van Eng. freak) voor het zelfstandig naamwoord, zoals frats-. Zie de volgende Afrikaanse woorden, ter illustratie: fratsongeluk (noodlottig, bizar ongeluk); fratsgolf (noodlottige, onverwachtse vloedgolf); fratstaal (een taal die toevallig, bij wijze van ongeluk is ontstaan); fratsdonderstorm (een hevige onweersbui die mensen verrast en overrompeld heeft) Vgl. qua betekenis Eng. 'freak' frikkadel - zn fris frokkie - zn bal gehakt stevig (van lichaamsbouw), potig; levendig; fris mouwloos hemd (dat men onder kleren draagt). (Vgl. verder 'T-hemp' en 'hemp'.) fudge - zn funksie - zn fynbos - zn soort brokkelende snoep in blokjes gesneden, die aan toffee of caramel doet denken functie; receptie, feestje, plechtigheid Vgl. Eng. 'function' inheemse vegetatie uit de kuststreek van de West- en Oostkaap, gekenmerkt door fijnvertakte struikjes en grote soortendiversiteit. Vgl. Eng. 'function' G plezierig, vriendelijk gaaf (gaan) bad ("Sal jy dalk so gaaf wees om vir my hierdie gunsie te doen?" = Zou je misschien zo vriendelijk willen zijn om mij deze gunst te doen?) zn bad; ww (gaan ~ ) een bad nemen (Vgl. baai) galeiproef - zn garing - zn gars - zn drukproef van een onopgemaakte pagina garen "Kom ek wys jou hoe om garing deur 'n naald te kry." gastekamer - zn gerst logeerkamer gat - zn (plat) achterwerk gatkruiper - zn (plat) gatlekker - zn (plat) gedaan gedoente - zn Vgl. Eng. 'guest room' Opm.: 'gat' wordt overal gebruikt als krachtterm. slijmbal, iem. die graag witte voetjes haalt bij anderen slijmbal, iem. die graag witte voetjes haalt bij anderen kapot, erg moe; op; gedaan; afgelopen ("Ek is gedaan vir hierdie werk!" = Ik ben te moe voor (heb het gehad met) dit werk! / "Knap gedaan!" / "Goed gedaan!" / "Gedane sake het geen keer nie." / "Dit is makliker gesê as gedaan." / "So gesê, so gedaan." / "Bange vrae het in sy gemoed opgekom: is dit nou gedaan met die HERE se verbondsliefde en genade?" Psalm 77:8) Opm.: 'gedaan' is een sterke, verbogen vorm van het werkwoord doen. Normaliter zegt men 'gedoen', maar in dergelijke vaste uitdrukkingen komt de oude, Nederlandse vorm 'gedaan' terug. gedoe, drukte, lawaai, bezigheid; iets verbazingwekkends, opzichtigs; spullen, dingen Vgl.'goed', 'goeters' gedurig (geel)wortel - zn steeds koenjit, curcuma (Vgl. 'borrie') geil welig, vruchtbaar gekko (verscheidene hagedissoorten met geitjie - zn zuignappen aan tenen) gekonfyt goed op de hoogte van ... gek skeer; die gek skeer met de draak steken met gerieflijk, naar je zin gemaklik "Is jy gemaklik?" = "Zit je goed?" Opm.: Dit woord betekent iets wezenlijk anders dan maklik, wat '(ge-)makkelijk' , 'niet moeilijk' betekent. Vgl. maklik en gerief gemeenskap hê gemeenschappelijk godsdienst hebben gemeente - zn gemmerbier - zn gemeente (alleen van kerk) ginger ale; gemberbier narigheid, zooitje; onzin; verspilling ('n gemors van tyd = tijdsverspilling) gemors - zn Vgl. Eng. 'fellowship' Vgl. 'mors' genadedood - zn euthanasie geneul - zn gezeur geniepig pijn doend; geniepig geniepsig ("Ek het my voete geniepsig in die Kalahari-son gebrand." / "Jou skoonma is 'n geniepsige vrou sonder humor.") genugtig! uitroep van verbazing, belndrukt zijn gemak, comfort, voorziening gerief - zn "In die gerief van" = "Met het comfort van": "Ek sit altyd en drink whiskey en rook 'n sigaar in die gerief van my groot armstoel." Of: "Ons hotel is uitgerus met lugreeling en internetgeriewe" = "In ons hotel bevinden zich airconditioning en internetgemakken/internetvoorzieningen" Vgl. gemak, gemaklik en maklik gerook geselligheid - zn stoned gezelligheid; feestje converseren, babbelen, praten; ernstig praten gesels Opm.: De betekenis 'ernstig praten' moet eufemistisch worden opgevat: "Ons moet gesels" = "Wij moeten eens ernstig praten" geselsie - zn geselstaal - zn gesiggies - zn gesiggestrem geskinner - zn gesog - gesogte gestremd gesuip (plat) praatje, babbel gewone, alledaagse spreektaal viooltjes (bloemen, Viola spp.) visueel gehandicapt, slechtziend geroddel gezocht, gewild, populair, veelgevraagd gehandicapt bezopen, lazerus smaak (toegevoegd aan consumptiewaren) geur - zn Opm.: Het Nl. woord 'geur' moet vertaald worden met Afr. 'reuk' of 'ruik' Vgl. qua betekenis Eng. 'flavour' geut - zn goot gezwel, tumor gewas - zn 'Hy het weer boeke geskryf nadat sy breingewas suksesvol verwyder was.' gewild gewoond raak aan ghoef - ww (gemeenz.) gholf - zn (sport) populair wennen aan zwemmen golf smeermiddel (oliehoudende stof voor technische doeleinden; < Eng. grease) onbeschofte persoon, ongelikte beer, grove vent, ongemanierde persoon, enz. rage, hype ghries - zn (ouderw.) ghwar - zn (ouderw.) gier - zn "Die nuutste gier is om tradisionele kos en kontreikos voor te berei" = "De nieuwste rage is het bereiden van traditioneel eten of regionaal eten." Vgl. 'aasvoël' glad (nie) glips - zn glo - ww glo - bw goed(jies) - zn goed - goete - zn helemaal (niet) ongelukje geloven naar het schijnt bezit, goed; dingetjes, voorwerpjes dingen, spullen; 'enzo' ("Daar was kinders, hondjies, blomme en goete..." / "Jy bring vir my blomme en jy is baie lief vir my en goete, maar ek voel niks vir jou nie.") Vgl.'gedoente', 'goeters' goeters - zn (mw. van 'goed') spullen, bezit Vgl.'gedoente', 'goed' goël goëlaar - zn goëlary - zn gogga - zn goggas - zn(mv. van voornoemde) goiing - zn gomtor - zn gor - ww goochelen goochelaar goochelarij insect; ongedierte; computervirus, verborgen microfoontje in muur als afluisterapparatuur beesten, beestjes (als insecten, enz.), ongedierte jute onbeschaafd persoon knorren (van maag) "My maag gor van die honger!" = Mijn maag knort van de trek/honger! "Hy voel hoe sy maag gor-gor van lus vir die sop." = Hij voelt hoe zijn maag knort van de trek in de soep. gordel - zn riem, ceintuur gou gauw graad - zn wetenschappelijke titel; graad graad vang, graad verwerf ww graaf - zn gramadoelas - zn grap - zn Opm.: Vaak zegt men ook 'belt' ("Maak gou! Maak net gou!" = Vlug! Haast je!) Voor academische betekenis vgl. Eng. 'degree' afstuderen, promoveren (zodat je een (nieuwe) wetenschappelijke titel hebt verworven) schep Opm.: 'skop' bestaat ook, maar is een in onbruik geraakt schepachtig stuk gereedschap met een groter blad dat niet gebruikt werd om te graven, maar om, bijvoorbeeld, graan op te gooien waarmee je het kaf van het koren kon scheiden wildernis, zeer ver weg van de bewoonde wereld mop, grap ("Ek geniet 'n grap, maar hierdie een is darem flou." = Ik houd van een mop, maar deze is echt flauw) grassny gras maaien grassnyer - zn grasmachine rillen, walgen gril - ww grimering - zn groenbone - zn groendakkies - zn (scherts.) groei Vgl. Eng. 'to cut grass' "Ek gril van rou vis" = Ek walg van rauwe vis make-up sperziebonen Vgl. Eng. 'green beans' gekkenhuis, gesticht (onovergankelijk) groeien; (overgankelijk) telen, verbouwen, kweken Vgl. voor de overg. betekenis Eng. 'to grow' (Zie ook 'teel' en 'fok') groeten, gedag zeggen; afscheid nemen groet grondboontjie - zn grondboontjiebotter - zn grondpad - zn grondvloer - zn Opm.: Let op de betekenis 'afscheid nemen', die in het Nederlands niet voorkomt. Als een Zuid-Afrikaan zegt "Ek groet nou vir eers", dan bedoelt hij dat hij weggaat, en niet dat hij alsnog gedag zegt."Dit is nou tyd om te groet" = "Het wordt tijd om afscheid te nemen". Maar ook zoals in het Nederlands: "Groet vir die mense" = "Zeg maar gedag tegen de mensen" pinda pindakaas grindpad, karrenspoor, niet geasfalteerde weg parterre, begane grond Vgl. Eng. 'groundfloor' gru - ww gruwen gruwelijk grusaam bijv.nw. Vgl. Eng. 'gruesome', alhoewel dit geen anglicisme hoeft te zijn (denk ook aan Duits 'grausam') favoriet (zowel zn als bn; voorv.: lievelings-) gunsteling - zn ("Jy is my gunsteling" = Jij bent mijn favoriet / "Dit is my gunsteling webblad / gunstelingwebblad" = Dit is mijn favoriete website / Dit is mijn lievelingswebsite) Opm.: Eigenlijk heeft dit woord syntactisch en semantisch helemaal de functie van het Engelse woord 'favourite' (dat zowel een zelfst. nw. als bijv. nw. kan zijn)aangenomen, met uitzondering van het feit dat 'gunsteling-' soms ook aaneengeschreven wordt met het zelfst. nw. (hier 'webblad'), waardoor het bijv. nw. 'gunsteling' een zelfst. nw. wordt. Een staaltje van anglicistische morfologische verwarring, dus: 'gunsteling webblad' = bijv. nw. + zelfst. nw. / 'gunstelingwebblad' = zelfst. nw. + zelfst. nw.) Zie ook bij 'hoof' en 'hoof-' H haakdoring - zn haak-en-steek - zn acaciasoort met haakvormige doornen (Acacia litakunensis) acaciasoort uit het Bosveld (zie aldaar) en de savanne met zowel kromme als rechte haar - bw doornen (Acacia tortilis) moeilijkheid, probleem veiligheidsspeld rechts (term bij ossendrijven) haarloos kaal haakplek - zn haakspeld - zn Vgl. 'hot (vgl. 'bles' en 'kaal') (ww) knippen, kappen; (zn) haarsnit; knipbeurt haarsny ("Een haarsny kos sewentig Rand" = Een keertje knippen kost zeventig Rand) haas haas - zn Opm.: vaak worden ook konijnen hiermee aangeduid. In dat geval gebruikt men wel het verkleinwoord hasie. haasbek - zn hakiesdraad - zn mond waarbij de twee voortanden ontbreken prikkeldraad grote, dikstammige, cactusvormige doornenboom met krans van kronkelige blaren bovenaan de stammen. halfmens - zn Deze boom groeit in het Namakwaland / Boesmanland: Pachypodium namaquanum (familie Apocynaceae) halfpad handsak handuit: ~ ruk hanetree(tjie) - zn hanteer - ww hang - zn hardegat - zn hardekwas - zn halverwege handtas uit de hand lopen ("Die situasie het heeltemal handuit geruk.") kleine afstand; 'kippenendje' omgaan met, behandelen, met de handen beroeren, (aan-)pakken, hanteren; besturen, beheren "Sulke probleme sal ons intern hanteer" = "Wij zullen zulke problemen intern afhandelen" "Kom ek vertel jou hoe om 'n depressie te hanteer" = "Laat me je zeggen hoe je kunt omgaan met een depressie" "Jy hanteer kritiek nogal sleg" = "Jij gaat nogal slecht om met kritiek" "Dit is hoe jy volstruise hanteer" = "Zo pak je struisvogels (aan)" "Moenie die ou boeke sonder handskoentjies hanteer nie" = "Je moet niet de oude boeken zonder handschoentjes aanpakken/aanraken" "Hy weet hoe om sy gereedskap goed te hanteer" = "Hij weet hoe hij het gereedschap goed kan hanteren" "Die direkteur het die vergadering met geduld hanteer" = "De directeur heeft de vergadering met geduld bestuurd/beheerd." We mogen we ervan uitgaan dat we met een anglicistische leenvertaling vanuit het Engelse werkwoord to handle te maken hebben. helling (v. berg) doorzetter, koppig iemand, gehard iemand doorzetter, koppig iemand, moeilijk iemand hardewarewinkel - zn ijzerhandel hare sny haar knippen hersens (meestal dierenhersenen - al of niet als consumptie) hartebeest (soort grote antilope, verwant aan gnoe) harsings - zn hartebees - zn Vgl. Eng. 'hardware store' Opm.: hart- is een Nederlandse gewestelijke vorm van hert. De Boeren vergeleken het dier dus met een hert. Naast dit woord heeft in Afrika het woord hert alleen als geleerd woord voortbestaan, en is het vervangen door het woord takbok (zie aldaar), wat zich laat verklaren door het feit dat herten oorspronkelijk niet in Zuid-Afrika voorkomen. eenvoudig pioniershuisje hartbeeshuisie - zn Opm.: Let op het ontbreken van de koppel-e: hartebees vs. hartbees- hartlam - zn hartomleiding - zn lieveling bypass verdriet, hartzeer (zn); triest, verdrietig, droevig, tragisch (bijv. nw.) hartseer - zn, bijv.nw. Anders dan in het Nederlands, wordt 'hartseer' in het Afrikaans ook als bijvoeglijk naamwoord gebruikt: "Dit is 'n hartseer geskiedenis" = "Dit is een droevige geschiedenis" "Ek voel diep hartseer oor die ellende waarin my mense lewe." = "Ik voel me erg verdrietig om de ellende waarin mijn mensen leven." Het Afrikaans kent ook het zelfstandige naamwoord 'verdriet', maar 'verdriet' verschilt in nuance met 'hartseer'. Waar 'hartseer' geassocieerd wordt met oprecht gevoeld verdriet, daar wordt 'verdriet' meer in verband gebracht met uiterlijk verdriet, ja zelfs met dronkenmansverdriet: 'dronk verdriet'. hartversaking - zn hasielip - zn heeltemal hegsteke - zn hekel (spreek uit als 'hiekel') hekelpatroon - zn hekelpen hekkiesloop hemp - zn het ophouden van het functioneren van het hart; hartstilstand hazenlip Vgl. haasbek herd - zn helemaal hechtingen haken haakpatroon haaknaald hordenloop shirt, hemd, overhemd open haard, open vuur heuning - zn heuningbos - zn honing honingbos: bossies (zie aldaar) van het (vgl. 'kaggel') heuwel - zn hiëna - zn hierdie hierlangs hings - zn hingsel - zn hittetè hoed - zn hoefyster - zn geslacht Cyclopia, waar zoete thee van getrokken kan worden heuvel Vgl. 'koppie' hoeka bijv.nw hyena deze, dit (vgl. verder 'daardie') in de omgeving hengst hengsel bijna, op een haar na hoed, pet hoefijzer plek waar twee bergen samenkomen en een hoekvormige overgang vormen van vroeger, wat eens was hoeka bijw.(uit ~ se dae) heel lang geleden, van heel vroeger (ook: uit hoeka se dae / tyd) hoek - zn hoekom hoender - zn (mv hoenders) "Hulle was hoeka helde" "Dié woord het hoeka ontstaan" (Vgl. toeka) waarom kip Opm.: Het woord 'kip' is in het Afrikaans onbekend. Wel zegt men 'kiep-kiep' als men kippen roept. Dit doet men ook in Nederland, maar daar heeft de roepnaam tevens het oorspronkelijke zelfstandige naamwoord 'hoen' verdrongen. Denk aan de Nl. uitdrukking 'Een knuppel in het hoenderhok gooien' (waarmee een kippenhok bedoeld wordt), om herinnerd te worden aan het oorspronkelijke Nederlandse woord voor 'kip'. kippenvlees/-vel hoendervleis - zn "Ek het hoendervleis gekry toe ek ons pragtige volkslied in Nederland hoor sing het" = Ik kreeg kippenvel toen ik ons prachtige volkslied in Nederland hoorde zingen) hoërskool - zn hoëtroustel - zn hof - zn hofsaak - zn middelbare school hifi-installatie rechtbank rechtzaak ho maar! stop! hu! hokaai! (plat; tegen dieren) hokslaan hoof - zn Vgl. 'troei', 'tru' geweld beteugelen, onderdrukken chef, hoofd; (bijv. gebruikt, zoals in 'die hoofgebou' of 'hoof-bladsy') voornaamste, hoofdOpm.: Net als bij het woord 'gunsteling' en 'gunsteling-' is het soms onduidelijk of 'hoof' als bijv. nw. of als zelfst. nw. gebruikt wordt omdat men het vaak niet aaneenschrijft met het zelfstandige naamwoord dat erop volgt. Ook deze verwarring heeft een anglicistische oorsprong (denk maar aan 'hoofbladsy' en 'hoof-bladsy' of 'hoof bladsy' waarbij de laatste versie een geleende morfologie uit het Engels is: 'main page' is een bijv. nw. + zelfst. nw.). Vgl. 'kop' hoofbrekings - zn horing - zn hoofdbrekens hoorn, gewei; mann. lid in erectie (plat) hot - bw links (term bij ossendrijven) Vgl. 'doring' Vgl. 'haar kleurling hotnot - zn (racistisch) Opm.: Dit woord werd oorspronkelijk gebruikt om er de inheemse Hottentotten mee aan te duiden, maar wordt nu gebruikt als schertsende term voor de Kleurlingennatie, die voortgekomen is uit vroege blanke en inheemse huwelijken en relaties. Wees dus voorzichtig met dit woord. ("Met sy kroeshare lyk jou man darem soos 'n hotnotjie" = Met zijn kroeshaar lijkt jouw man wel een kleurling) bidsprinkhaan hotnotsgot - zn Opm.: Dit opmerkelijke insect werd zo genoemd omdat in de vroege dagen van de Kaapse kolonisatie de inheemse Hottentotten dit dier als godheid vereerden (vervorming van hottentot + god) mooi vinden; leuk vinden, houden van hou van Opm.: Het werkwoord 'houden van' om iemand de liefde te verklaren kan in het Afrikaans niet met 'Ek hou van jou' uitgedrukt worden. Daar zegt men 'Ek is lief vir jou'. Zie verder bij lief wees vir. gevilde dierenhuid huid - zn huishouding - zn huisie (knoffelhuisie) - zn hulle, hul hupstootjie - zn huurmotor - zn huwelikslisentie - zn hysbak - zn hysbak ry Opm.: Het Nederlandse woord huid wordt in het Afrikaans doorgaans vertaald met 'vel'. Dit verschil met Nederlands komt overeen met de betekenis van de Engelse woorden hide (= Afr. 'huid') en skin (= Afr. 'vel'). Ter illustratie: kopvel en velkleur worden vertaald met 'hoofdhuid' en 'huidskleur'. Vgl. 'vel' en 'kopvel' huishouden teentje knoflook zij, hun, hen (pers.vnw, 3e pers. mv.); hun (bez.vnw.) een duwtje in de goede richting (ook fig.) taxi Opm.: soms zegt men in het Afrikaans ook 'taxi' (spr. teksie), maar dit betekent vooral ook 'minibus waarin zwarte pendelaars vervoerd worden'. Deze teksies zijn berucht omdat ze vaak overvol zijn en als ongeleide projectielen de verkeersregels overtreden. trouwboekje lift in de lift zitten I ietermagog/-magô - zn schubdier ergens iewers Opm.: 'êrens' is gebruikelijker en drukt een minder onbereikbare plek of idee aan Zie ook: 'êrens' impak - zn implementeer invloed uitvoeren; ten uitvoering brengen beraad; probleem indaba - zn inflammasie - zn ("Ek het geen motor om my kind in te vervoer nie." -"Dit is jou indaba." = Ik heb geen auto waar ik mijn kind in kan vervoeren. - Dat is jouw probleem.) ingee (long-)ontsteking ingeven; kapot gaan; zwichten inhandig indienen) inklim - ww instappen (auto, bus, trein, e.a.) inkopies - zn inkopies doen boodschappen winkelen, boodschappen doen openluchtbioscoop inryteater - zn Vgl. Eng. 'drive-in theatre' (zie ook bij veldfliek) insetsel - zn inspuiting - zn inteken - ww Vgl. Eng. 'to give in' Vgl. Eng. 'to hand in' Vgl. 'inklim' (korte) bijdrage of verslag in tv-programma, ingelast filmpje, (Zuid-Nederlands) duidingsfilmpje injectie zich registreren (als lid, begunstiger, rekeninghouder, internetforumlid, enz.) Vgl. Eng. 'to sign in' inteken op - ww zich abonneren op intou inslepen (van auto) invoer; uitvoer ipekonders - zn importeren; exporteren (ingebeelde) kwaaltjes Vgl. Eng. 'to sign in on' Vgl. Eng. 'to tow in' J ja, jaag jaap, japie - zn (scherts.) jaer - zn jag jags (plat) zich haasten Afrikaner coureur, renner jagen geil jagter - zn jager Vgl.: 'katools' jakkals - zn jakopewer - zn jakopregop - zn jammer: ek is ~ jammer jammer kry ja-nee jakhals blauwkeeltje (roze zeevis uit de orde der schorpioenvissen - Helicolenus dactylopterus) plant met felgekleurde, dahlia-achtige bloemhoofdjes: Zinnia peruviana het spijt mij sorry, jammer medelijden hebben met iemand tussenwerping nou ja, eh... nou..., ach...; zeker; stopwoord of woord dat een zin aankondigt "Wil enigiemand 'n bietjie wyn hê?" -"Ja-nee, dit sal lekker wees!" ja-nee wat! janfiskaal (ook: fiskaallaksman) - zn japtrap: in 'n ~ - zn Japannees - zn een verzuchting: "ach ja..." klauwiersoort (Larius collaris) (vgl. 'laksman') in een ommezientje, in een handomdraai (zelfst. nw.) Japanner; Japannese = Japanners; (bijv. nw.) Japans. ("Ek hou baie van Japannese kos"). uitroep van verbazing, verrassing: 'jeetje'. (< Here) jirre! jitte! / jinne! jô! Jo'burg Joetênnedzjie (gemeenz., scherts.; nep-Engels) joggie - zn jol - zn (spreek uit als dzjol) Opm.: Hoewel 'jirre' zowel qua betekenis als qua vorm een ander woord dan 'Here' is, nemen veel Afrikaners aanstoot aan dit 'ydellike gebruik van die naam van God'. Maar een taal verandert, en woorden kunnen zich zodanig ontwikkelen dat ze een bijbetekenis krijgen, wat uiteindelijk leidt tot een ander woord met een andere semantiek en morfologie, naast het oorspronkelijke woord. (vgl. 'jitte' en 'jinne') uitroep van verbazing, soort stopwoord (< hede) uitroep van verbazing Johannesburg Uitenhage (stadje noordelijk van Port Elizabeth jockey (in paardensport); bediende (doorgaans bij een tankstation; pompjoggie = tankstationbediende - d.i. leenvertaling van Am. Engels gas jockey) feesten, uitgaan, 'de buurt onveilig maken', enz. (Vgl. 'rinkink') jong - zn gekleurde jongeman; verzuchtende aanspreekvorm voor vrienden, kennissen "Het jy nou ook vakansie?" -"Nee, ek is maar besig, jong." (Zie ook hieronder) nou, kijk eens, tja, enz. jong - tussenw "Is daar nog kamers beskikbaar vir ons twee?" - "Jong, ons is volgeboek, maar die hotel langsaan het nog kamers beskikbaar." jool - zn studentenfeest baantje (mv. baantjes) jop - zn (mv. joppe) Vgl. Eng. 'job' jukskei - zn (mv. joppe) op jeu de boules gelijkend traditioneel Boerenspel waarbij een houten rechtopstaande stok omvergegooid moet worden met houten onderdelen van een ossenjuk juts (< Eng. judge) - zn (weinig gebr.) rechter K kaal naakt kaalbas met bloot bovenlijf spiernaakt, poedelnaakt "By die Go-Go Lounge dans die meisies kaalgat op die tafels" met blote voeten kaalgat gemeenz. kaalvoet - bn (vgl. 'kaal', 'bles', 'bleskop' en 'haarloos') Vgl. Eng. 'barefoot' kaalvoet klonkie - zn schertsende benaming voor iemand die op blote voeten rondloopt kaaskop / kasie - zn (scherts.) Nederlander kabeljou - zn zeevis (niet de Europese kabeljauw) (Argyrosomus coronus, A. inodorus en A. japonicus) Deze vissen zijn niet verwant aan de kabeljauw, maar eerder aan de baarzen en makrelen, tonijnen, barracuda's en cichlides (familie Perciformes; de baarsachtigen) kaf - zn onzin kaggel - zn open haard kaiings - zn kaantjes; kiezelstenen in een 'kaiingsveld' kajuit; cabine (van auto's, ruimtevaartschepen, enz.) kajuit - zn Net als bij woorden als 'kooi' en 'kombuis' laat dit woord zien dat de oorsprong van het Afrikaans in de taal van de zeventiende-eeuwse zeevaarders ligt (vgl. 'lugwaardin') (Vgl. 'bog') (vgl. 'herd') kajuitbeambte - zn steward(-ess) kalklig - zn flitslicht, voetlicht (vgl. 'lugwaardin') Vgl. Eng. 'limelight' kamas (mv kamaste) - zn kameelperd - zn kameelpootboom - zn kamma, kamtig, kammakamma, kammakastig (bijv.nw. en bijw.) kameelperd - zn kamp (gaan kamp) beenkap (gedragen om de kuit tijdens het paardrijden) giraffe vlinderbloemige met tweelobbige, hart- / kameelhoefvormige blaren (fabaceae) zogenaamd (alsof) Vgl. 'kwansuis'. kant (se ~) giraffe kamperen vlinderloemig struikje (bossie) met rode bloemen (Sutherlandia frutescens) patrijsveeraloe (de zeer sterke Aloe variegata) schrappen, annuleren rond de klok van, rond, omstreeks kantgordyne - zn vitrage kaperjol - zn bokkensprong, capriool zware sneeuw kankerbossie - zn kanniedood - zn kanselleer kapok - zn kapokaartappels - zn So van agt uur se kant af begin dit reën. Vgl. Eng. 'lace curtains' Opm.: Net als in het Nederlands van Indonesie zegt men in Afrika 'sneeu' wanneer het natte, wat fijne sneeuw betreft, en kan men bij heftigere vlokken 'kapok' zeggen. Het woord komt uit het vroegere Maleise oedjan kapok. karfoefel - ww aardappelpuree zn bezwaar (~ maak = bezwaar maken) auto (gemeenz.) flikflooien, vrijen, betasten, erotisch aanraken karavaan - zn caravan karmenaadjie - zn vers vlees dat men elkaar cadeau doet nadat een dier geslacht is kapsie - zn kar - zn (vgl. 'druk, drukkie' en 'karnuffel') Vgl. 'woonwa' (vgl. 'tjops') karnuffel aanvlijen, zich uit genegenheid tegen iemand aandrukken (vgl. 'druk, drukkie' en 'karfoefel') Karoo - zn karoodoring - zn droog gebied in de Kaapprovincie mimosa- / acaciasoort met enorme doorns die de aride gebieden in de Kaapprovincies als biotoop heeft (met name Vachellia karroo / Acacia karroo) karoodroog karos - zn erg droog dikke deken uit dierenhuiden gemaakt (werd door de oorspronkelijke bewoners gedragen, maar fungeert nu decoratief als wandkleedje of vloerkleedje). karring schudden, uitvragen, (plat) onanie plegen karringmelk - zn karwei - zn karweier - zn kasaterwater - zn karnemelk vervoeren, transporteren vervoersmaatschappij flauwe thee of koffie: "slootwater" bestseller kaskraker - zn kastaiing - zn kastig kastrol - zn katdoring - zn katjiepiering - zn katkisasie - zn katools (vgl. draad trek) Zie ook bij 'blitsverkoper' 'kastanje', eig. 'Kaapse kastaiing': inheemse bomen van het geslacht Calodendrum capensis die enige gelijkenis met de Europese wilde- en paardekastanje vertonen, maar er niet aan verwant zijn zogenaamd (zie ook bij 'kamma') soort pan Zuid-Afrikaanse acaciaboom met doorns (Acacia caffra) Gardenia (>Maleis 'kacapiring') catechisatie ("Op Sondae word om vier uur katkisasie aangebied") erg lichtzinnig, lijp, gestoord, erg flauw; seksueel opgewonden gedrag vertonend Dit woord is uit antipathie jegens het katholicisme ontstaan uit het woord katholiek! Vgl.: 'verspot', 'mallerig', 'jags' kattebak - zn kofferruimte (in auto), achterbak (in auto) (iem.) de keel doorsnijden keelaf sny ("Hy het homself met 'n skeermeslemmetjie keelaf gesny") ken - zn kin kinderspelletje op straat, met stokjes en touwtjes vriend (als in 'minnaar') kerkbevreesd, bang voor de kerk, afkeer van de kerk hebbend kaars kers gestremde melk (zoals het wel gebeurt in heel hete koffie), gestremd ("die melk het kês geword") kennetjie - zn kêrel - zn kerkverskrik - bn kers - zn kersie - zn kês Opm.: Dit woord komt uit de Zuid-Hollandse dialecten: vgl. Katwijks 'kaes'. kês gee (iemand ~) iemand op zijn nummer zetten (vgl. raas gee) ketting - zn kielie - ww kiep - zn kierie - zn ketting; keten kietelen roepwoord voor kippen ("Kiep-kiep-kiep!") zeer wijdverbreide boom die palmachtig groeit met vertakkingen en een bolvormige kruin vormt: verwant aan de Schefflera (vingerplant), Fatsia en de Hedera (klimop): (Cussonia spicata, e.a.) (wandel)stok, knuppel kies - zn (mv.'kieste') wangholte kietsie - zn poes; roepnaam voor kat sterk, populair gazongras geschikt voor ZA: Pennisetum clandestinum zondagse kleren (ouderwets begrip; de kisklere zaten in de voorkist, onder de bok van de ossenwagen) gitaar een mum van tijd; instant-, snel klaargemaakt kiepersol - zn kikoejoe - zn kisklere - zn kitaar / ghitaar - zn Vgl. knopkierie Vgl. maaltand kits - zn, kits- zn kitsnoedels = instantnoedels kitsgemmerbier = instantgemberbier/-ginger ale (snel zelf klaar te maken) kitsbank - zn kitsgras - zn geldautomaat kant en klare graszoden oploskoffie kitskoffie - zn (Opm..: thuis drinkt de Zuid-Afrikaan zelden filterkoffie zoals wij dat in Nederland en België doen. Hij drinkt de oploskoffie. Gefilterde koffie noemt hij ook filterkoffie of geperkoleerde koffie, maar die drinkt hij buiten de deur, in koffiebars of restaurants. Dit breng met zich mee dat er in Zuid-Afrika met koffie doorgaans oploskoffie bedoeld wordt. Dikwijls drinkt men de koffie slapper dan in Nederland, vaak nog romiger gemaakt met chichorei. Koffie met chichorei is poederachtig en koffie zonder chichorei meestal korrelig. Bekende oploskoffiemerken met chichorei zijn Koffiehuis en Ricoffy. Vgl. 'sigorei' en 'moerkoffie'. kitskos - zn kla Klaas Vakie - zn klagte - zn (mv klagtes) klap (hou op of ek gaan jou klap!) junkfood, kant-en-klaar-eten klagen Klaas Vaak klacht klapper - zn kokosnoot, kokos- klasdraf klasdrafsak - zn college lopen rugzak voor boeken slaan (in het gezicht, op huid) uit Maleis 'kelapa' klaskamer - zn klavier - zn klawerbord - zn kleefband - zn kleefbroek - zn kleinneef - zn kleinniggie - zn kleinspan - zn (die ~) kleintongetjie - zn klerasie - zn schoollokaal, klaslokaal; collegezaal piano key-board plakband legging achterneef achternichtje kleuters huig bedrijfskleding, gelegenheidskleding steen(tje) klip - zn (Zie voor uitleg van het verschil tussen de Afrikaanse woorden steen en klip bij 'steen'. klipdagga - zn klipperig klisklawer klits - ww klitser - zn klokkie - zn grote oranje bloeiende lipbloemige uit ZuidAfrika met verdovende werking als de stekelige, uitgebloeide bloemhoofdjes gerookt worden of er thee van getrokken wordt. Leonotis nepetifolia, Leonotis ocymifolia (ook L. dysophylla). steenachtig, rotsachtig ruige rupsklaver (Medicago polymorpha) klutsen, mixen mixer (voordeur-/fiets-)bel "Sy het die klokkie by die hek gedruk" = Zij drukte op de bel bij het hek. groep, hoeveelheid, zooi klomp - zn "Ons gaan vanaand jol met 'n klomp ouens" = Wij gaan vanavond feesten met een groep jongens klompie - zn klong - zn klonkie - zn klop - ww kleine hoeveelheid jong kleurling-jongetje (>kleurjong) ventje kloppen, verslaan (= winnen) hoefnageltje, hoefje; levend steentje (plant Lithops) kniehalteren; iem. of iets in zijn bewegingsvrijheid beperken, iem. dwarszitten, tegenhouden kloutjie - zn knelter, kniehalter ww "Die Amerikaanse sokkerspan was nogal gekniehalter deur die Spanjaarde se oorentoesiastiese aanvalle" = Het Amerikaanse voetbalteam werd erg dwarsgezeten door de overenthousiaste aanvallen van de Spanjaarden kners knarsen in alle vroegte; bij het krieken van de dag (vgl. 'douvoordag') kniediepvoordag knoffel - zn knoffelhuisie - zn knopkierie - zn knoflook teentje knoflook (wandel)stok met knopvormig handvat Vgl. kierie knypie - zn koeël - zn ('n ~ sout) snuifje (zout) kogel vrouwelijke koe koei - zn Opm.: De soortnaam voor de koe is in het Afrikaans bees. koejawel - zn koek - zn guave (tropische vrucht) koek, cake, gebakje vrouwelijk geslachtsorgaan; onderdeel van uitroepen van lichte schrik (tussenw.) koek - zn (plat) koekie - zn koekie seep - zn koekmeel - zn koeksister, koeksuster - zn koeksoda - zn koeldrank - zn koerant - zn koes ww "Oh koek, ek het hom laat val!" = Oh jee / oei, ik heb het laten vallen! conservatief meisje stuk zeep meel gevlochten vetkoek, doordrenkt in lichte suikerstroop natriumbicarbonaat (natriumwaterstofcarbonaat) frisdrank Opm.: in het Zuid-Afrikaans Engels zegt men 'cooldrink'. In andere vormen van het Engels zegt men echter 'soft drink' of 'soda'. Dit is dus een typisch Zuid-Afrikaanse term. krant wegbukken, bukkend ineenduiken om niet geraakt te worden "Moenie koes nie! Ek is ongevaarlik" koevert - zn koffietafel - zn koggel koggelmander - zn kokerboom - zn kokkedoor - zn kokkerot - zn kokkewiet - zn kol - zn enveloppe salontafel plagen door iemand na te apen. Vgl. 'nadoen' en 'na-aap' soort agame (hagedissoort) met felblauwe kop (Acanthocercus atricollis) reusachtige aloesoort uit Richtersveld-streek (Aloe dichotoma) waar de inheemse KhoiSanbevolking pijlkokers van maken hotemetoot, bobo kakkerlak vogelsoort (koekkoekachtige) middelpunt van een schijf (de roos); stip, ronde vlek; kol (op paardenhoofd); stukje land Uitdr.: "Reg in die kol!" = "Precies in de roos!", "Juist!", "Helemaal goed!" kolf - zn kolfbeurt - zn koljander - zn kollig - zn kolwyntjiepan - zn kombers - zn (spr.: 'kombêrs') kombuis - zn kombuistee - zn kompakskyf - zn konfyt - zn konka - zn konkoksie - zn konsert - zn konsertina - zn slaghout (zoals bij cricket) Vgl. 'mieliestronk' slagbeurt: de tijd waarin een cricketploeg mag slaan koriander Uitdr.: "Dit is vinkel en koljander" = die twee mensen, zaken, zijn hetzelfde schijnwerper, voetlicht (leenvertaling van Eng. 'spotlight') bakplaat met kuiltjes (soort poffertjespan) deken keuken feestje voor a.s. bruid compact disc jam (olie-)drom brouwsel muziekuitvoering, toneeluitvoering, concert concertina (kleine trekharmonica; heel populair bij Boeremusiek) Vgl. 'trekklavier' konsertinabos - zn kontrapsie - zn kooi - zn koorspen - zn kop - zn kop uittrek kophou kopkrap kopkool - zn koppelaar - zn Type inheemse vetplant die op een concertina lijkt. (Crassula marnieriana en C. hottentotta) in elkaar geflanst maaksel, brouwsel (ietwat grof) bed, 'nest'; kooi. ("Nou, snuiter kooi toe!" = Nou knul, ga naar je nest!) koortsthermometer hoofd Opm.: kop is het gebruikelijke woord voor het Nl. 'hoofd'. In overdrachtelijke betekenis moet men het Nederlandse hoofd met 'hoof' vertalen: "Die hoof van die skool, kerk, regering". Hoof wordt ook gebruikt, maar wordt als deftiger dan kop gezien: "En die soldate het 'n kroon van dorings gevleg en dit op sy hoof gesit" Bij gebruik van uit het Nederlands afkomstige spreekwoorden, gezegden en vaste uitdrukkingen is het woord alledaags: Die hoof buig, skud; gawes van hoof en hart; iets uit jou hoof leer; 'n knap, helder hoof; vir sy misdaad het hy met sy hoof geboet. Vgl. 'hoof' terugkrabbelen het hoofd koelhouden hoofdbrekens hebben kool (rode of witte) koppeling (autotechniek) koppie - zn kopseer - zn kopvel - zn koring - zn korrelkop - zn kortliks kop(-je); rond, solitair heuveltje; kopje (inhoudsmaat) hoofdpijn (ook 'hoofpyn') hoofdhuid koren (zelfst. nw.) brompot, mopperaar kort, in het kort ("Ek sal die onderwerp vanaand net kortliks bespreek" = Ik zal het onderwerp vanavond alleen maar kort bespreken) eten kos - zn Opm.: kos is 'eten' in de betekenis van 'voedsel' en niet van 'maaltijd'. Zie daarvoor ete. kos - ww koshuis - zn kosmaak / kook - ww kosten tehuis voor schoolgaande kinderen koken cosmos (ook in de betekenis van de welig bloeiende, vaak in noordwest-Zuid-Afrika en Namibië plant van het genus Cosmos) kostenbesparend artikel historisch kostuum; ook: deftig damesmantelpakje kosmos kostkerwer - zn kostuum - zn kotelette - zn kothuis - zn Opm.: In de omgangstaal kent men het aan het Engels ontleende woord costume dat als 'kostjum' wordt uitgesproken. Dit betekent echter 'badpak' speklappen bijhuisje; een meestal uit een verdieping bestaand optrekje op het erf van een grotere woning. Opm.: volgens het Handwoordeboek van die Afrikaanse Taal (HAT) zou dit woord aan het Eng. cottage ontleend kunnen zijn. Echter, verwantschap met Nederlands kot, dat 'studentenkamer' en 'armoedig huisje' betekent, is ook te overwegen. vogelkooi kou - zn Opm.: kou als enkelwoord raakt in onbruik. Vogelkooien worden thans eerder hok of voëlhok genoemd dan kou. koue - zn kouvoël - zn kraamrok - zn krag - zn kragprop - zn kou(de) kooivogel; roofarend (Aquila rapex) positiejurk stroom (electriciteit); kracht, sterkte stekker kragsentrale - zn krammasjien - zn krammetjie - zn krans - zn electriciteitscentrale nietmachine nietje steile rotswand aan top van berg Vgl. Eng. 'power plug' kreef - zn (mv.) krewe kreukelvry kriek - zn krieket - zn krimpvark(-ie) - zn kroeg - zn kruie - zn kuier - zn kuiergaste - zn kuiermense - zn kuierplek - zn kul kunstande - zn kreeft, mv. kreeften kreukvrij krekel cricket egel (Vgl. 'ystervark') bar (Vgl. 'kafee') kruiden (alleen in mv. bestaand) bezoeken; logeren gasten; logis gasten; logis vakantieplekje foppen kunstgebit artiest, kunstenaar kunstenaar - zn ("by die North Sea Jazz Festival tree kunstenaars soos Joe Zawinul, Herbie Hancock, Joss Stone en Hugh Masakela op"). Zie verder bij 'arties'. kussing - zn kussen (zelfst. nw.) kwaad kwaad (vgl. 'kwaai', 'vies', 'boos'). slecht, erg, fel kwaai kwagga - zn kwansuis kweek - zn kwêla kweper - zn kweperkonfyt - zn kwêvoël - zn ("Dit hael kwaai vandag" = "Vandaag hagelt het hard" / "Ek vererg my nou kwaai" = "Ik zit me ontzettend te ergeren") Vgl. 'kwaad, 'boos', 'vies') zebra quasi, alsof ("My seun het vanoggend kwansuis skool toe gegaan, maar ek weet dat hy stokkiesdraai." = "mijn zoon ging vanochtend zogenaamd naar school, maar ik weet dat hij spijbelt." / "In Brussel kan die mense kwansuis nie Nederlands praat nie; wel, dis bog" = "In Brussel doen de mensen alsof ze geen Nederlands kunnen praten; nou, dat is dus onzin.") Vgl. 'kamma' kweekgras (hardnekkig, inheems gras) mee gaan dansen kweepeer (Cydonia oblonga) kweeperenjam vogelsoort (koekkoekachtige: Corythaixoides concolor) L laatlam(metjie) - zn laerskool - zn Laeveld - zn laf nakomertje basisschool deel van Oost-Transvaal flauw, ongezouten ("Daardie Amerikaanse film is vol van lawwe grappe" / "Jy haal lawwe, ou argumente op.") Vgl. 'flou'. laksman - zn landbou-hoewe - zn langarm - zn langgesiggerig - bn langs langsaan lanklaas lapa - zn lappie - zn Zuid-Afrikaanse klauwiersoort (Lanius collaris) Vgl. 'janfiskaal' huis met groot stuk grond buiten de stad; ook: plot Afrikaner manier van vrij, maar stijlvol dansen met elkaars armen gestrekt tegen elkaar, als bij walsen chagrijnig, met een lang gezicht langs, naast "Kom sit langs my, asseblief" = "Kom eens naast me zitten" Vgl. 'naas' ernaast (bij buren), in de buurt ("Die huis langsaan") lang geleden (ek het hom lanklaas gesien) groot rieten afdak Tegenwoordig vooral te vinden in tuinen, bij vakantiehuizen, in wildsplase / game lodges: het is een een grote strooien luifel die als barbecuehuisje of openluchtfeestruimte dient lemmetjie - zn lapje; vaatdoek bijnaam voor mensen met de achternaam Labuschagne lappedeken patchwork le(d)er; (trap-)leer landmacht, legereenheid map, dossier; bestand leerling teugels snoepgoed leedvermaak hebben lemmet (v.e. mes) limoen lemoen - zn sinaasappel Lappies lappieskombers - zn laslappie - zn leer - zn leër - zn lêer - zn leerder, leerling - zn leisels, teuels - zn lekkergoed - zn lekkerkry lem - zn Vgl. 'lemoen', 'suurlemoen' Vgl. 'lemmetjie', 'suurlemoen' dominee leraar, dominee - zn Opm.: het Nederlandse woord 'leraar' moet naar het Afrikaans met 'onderwyser' vertaald worden lessenaar - zn leuen - zn bureau, lessenaar leugen opbergen van papieren dossiers, documenten, enz. liasseer liasseerkabinet - zn liefie (my liefie) - zn liefling - zn liefs nie lief wees vir liewer(s) likkewaan - zn lisensie - zn loerie - zn loesing (loesing kry / gee) zn lokasie - zn lol loods - ww loodskomitee - zn looi ww archiefkast vriendin (minnares), liefje lieveling, favoriet liever niet houden van ("Ek is lief vir jou" = Ik hou van jou) Opm.: Het Nederlandse "Ik hou van jou" klinkt in het Afrikaans heel wat minder echt. Daar betekent 'Ek hou van jou' "Ik vind je aardig". Net als het Nederlandse "Ik houd van bloemen" of "Ik houd van boerenkool". (Vgl. 'hou van') eerder, bij voorkeur leguaan (grote hagedisachtige) vergunning lori (vaak kleurrijke koekkoekachtigen met kuif, die tot geslachten als Tauraco en Corythaixoides behoren) afranseling township (grote zwarte woonbuurt) pesten, plagen, sollen, tegenslag geven ("Naas Botha is 'n sterk man met wie daar nie sommer gelol moet word nie" = Naas Botha is een sterke man die niet met zich laat sollen." / Lollery = plagerij / "Kwaai ryp lol landbou" = "Strenge vorst plaagt de landbouw"). Vgl. 'terg', 'pla', 'neul'. organiseren organiserend comité iem. ervan langs geven, iem. aanpakken (ook figuurlijk) "Die Nederlandse sokkerspan het die Engelse sokkerspan gelooi" = De Nederlandse voetbalploeg heeft de Engelse voetbalploeg ervan langs gegeven "Mugabe looi Britse regering oor imperialistiese gedrag" = Mugabe pakt Britse regering aan vanwege haar imperialistische gedrag snel lopen, weggaan loop - ww Vgl. 'stap' "Ek gaan nou loop" = "Ik ga nu weg" lorrie - zn vrachtauto, vrachtwagen lorriedrywer - zn vrachtwagenbestuurder los bijv. nw. los loslaten, laten, achterlaten, laten gaan, iemand verlaten; je handen ergens vanaf trekken, iets voor gezien houden, iets niet (meer) doen, iets opgeven los ww Vgl. 'trok' Vgl. Eng. 'lorry driver' Opm.: 'los' wordt in het Afrikaans veel meer gebruikt dan het equivalent 'lossen' in het Nederlands. De betekenis van het woord is namelijk danig uitgebreid. Bijvoorbeeld: "Nee, toe los ek dit maar." = Nee, toen trok ik mijn handen ervan af; Nee, toen liet ik het maar voor wat het was "Los dit!" = Blijf af! / Laat dat! "Jy het my gelos!" = Je hebt mij verlaten! "Los die sonde en jy sal 'n beter christen wees" = Zondig niet meer en je zult een beter christen zijn "Ek los my vrou by die huis" = Ik laat mijn vrouw thuis "Los maar 'n boodskap op die voicemail" = Laat maar een bericht achter op de voicemail "Los die baadjie maar daar" = Laat het jasje maar daar Het ziet ernaar uit dat het werkwoord los de betekenissen van het Engelse werkwoord to leave heeft aangenomen, als het zowel 'loslaten' als 'verlaten, achterlaten' betekent. De betekenissen 'iets niet (meer) doen' en 'iets voor gezien houden' stroken hier echter niet meer mee en lijken Zuid-Afrikaanse innovaties. Vgl. 'uitlos' loseer - ww logeren losieshuis - zn pension, kosthuis lenig loslittig Opm.: Het woord 'lenig' bestaat wel in het Afrikaans met dezelfde betekenissen als in het Nederlands - maar is ongebruikelijk en deftig. lugbesoedeling - zn lugdiens - zn lughawe - zn lugredery - zn lugreëling - zn lugwaardin - zn luislang - zn luchtverontreiniging luchtvaartmaatschappij vliegveld luchtvaartmaatschappij airconditioning stewardess boa, python; generische naam voor wurgslang struik met zure vruchten met grote pit: loquat, Japanse mispel, neffel (Eriobotrya japonica) lukwart - zn Zie ook 'tuis gaan' en 'oorslaap' M maag, buik maag - zn maagwerking - zn maaiers - zn Opm.: In het Afrikaans gebruikt men vaak 'maag' waar het Nederlands buik zou gebruiken. "Ek doen oefeninge vir 'n plat maag" = "Ik doe oefeningen voor een platte buik." maak ww diarree maden (larven) doen maak - zn merk 'Wat maak jy?' = Wat ben je aan het doen? motormaak = automerk / "Watter maak is die mees gebruikers vriendelik?" = Welk merk is het meest gebruikersvriendelijk? maaltand - zn kies maalvleis - zn gehakt manen (lange haren in de nek van een mannetjesleeuw of paard) maatschappij, zaak (bedrijf) maanhaar / maanhare - zn maatskappy - zn maer - bn. maermaakpille - zn maermerrie - zn magtag! makietie - zn maklik Vgl. 'kies' maatskappymotor = auto van de zaak mager vermageringskuur scheenbeen jeetje! feestje (ge-)makkelijk, niet moeilijk Vgl. gemaklik, gerief gek, gestoord mal Opm.:mal klinkt in het Nederlands nogal speels en vrouwelijk, maar in het Afrikaans heeft het een echt negatieve betekenis, te vergelijken met de betekenis van 'gek' van het Engelse woord mad. malhuis - zn gekkenhuis mallerig melig, gekkig, flauw malva - zn malvalekkers - zn Geranium (Pelargonium spp.) marshmallows zeer sterke vruchtenbrandewijn, vooral gestookt in de Transvaal, met een alcoholpercentage van rond de 64% mampoer - zn Vgl. 'groendakkies' Vgl. 'verspot', 'katools' Vgl. witblits manewales - zn kuren, grillen, capriolen amandelen (tonsillen) mangels - zn Opm.: Ook het woord 'amandel' kent men in het Afrikaans, maar dit is de boom en de steenvrucht waarvan de pit eetbaar is als noot (Prunus dulcis). mannekyn - zn mannetjiekat - zn mannetjieleeu - zn mansbaadjie - zn mansklerewinkel - zn mansuitruster - zn mannequin kater (van een kat) mannetjesleeuw colbert herenmodezaak herenmodezaak bewoner van een plot (plot is een stuk land om een huis op te bouwen) massief; enorm (deze tweede betekenis is een leenvertaling v. Eng. massive) maplotter - zn massief - bijv.nw. Matie - zn Matieland - zn matriek, matrikulasie - zn matrieks - zn matrikuleer matrone - zn mat - zn meelblom - zn meenthuis - zn meisieskool - zn melkbos - zn melkskommel - zn melktert - zn mengsel - zn student van de Universiteit Stellenbosch de campus van de Universiteit Stellenbosch FONT SIZE="-1">Zie ook 'Eikestad' schooldiploma (vergelijkbaar met VWOdiploma) laatste-jaarsstudenten het matriekdiploma behalen hoofdzuster vloerkleed, tapijt bloem (kookwaar) alg. bungalowachtig huis (townhouse), luxe 'dupleks' meisjesschool wolfsmelksoort (struikachtige soorten van de geslachten Euphorbia en Asclepias) milkshake taart van melk-, eierdooier- en kaneelvulsel mengsel; (medisch, giftig) drankje; mix (bakmix, kookmix, enz) "Drink nou jou medisynemengsel en jy sal gou beter voel" mens; men; iemand mens - zn mensig (hoor)! tussenw. merk (boeke) meul - zn miesies - zn Opm.: Let vooral op het bijzondere gebruik van dit woord in de betekenis van het Nederlandse 'men': "'n Mens kan jou maklik misgis as jy moeg is" = "Men kan zich makkelijk vergissen als men moe is." 'n Mens wordt dus in de zin vervolgd met de jy-vorm. Het woord 'men' kent men niet in het Afrikaans. Gebruik dus altijd ''n mens'. mijn hemel!, jeetje! nakijken; corrigeren Vgl. Eng. 'to mark' molen aanspreekvorm en benaming voor de blanke vrouw des huizes Vgl. 'oumiesies' middagete - zn middelmannetjie - zn mielie, mielies - zn mieliemeel - zn mielie-oes - zn mieliepap - zn mieliestronk - zn lunch strookje gras op ongeasfalteerde weg op de plek waar de wielen niet de grond raken: middenbermpje maïs maïsmeel maïsoogst maïspap maïskolf Vgl. 'kolf' mierkat / meerkat - zn mierleeu - zn mik - zn, ww mikrogolfoond - zn mis - zn misgis (jou ~) - ww misoes - zn MIV - zn modeparade - zn moedverloor - bn moeg moenie moer - zn moer! moerkoffie - zn moffie (neerh.) - zn moffieslaan moltrein - zn mond - zn mondering - zn môre, more moroeti - zn mors - ww morsjors - zn mos - zn mos - bw stokstaartje (Z.A. mungoachtige: Suricata suricatta) mierenleeuw Myrmeleon - netvleugelig insect waarvan de larve de mieren vangt die in de door hem gemaakte kuiltjes in het zand vallen. zn gaffelvormige tak, haak van telefoon (vaak mikkie); ww mikken magnetron Vgl. Eng. 'microwave oven' mest (zn); mis (bw) zich vergissen misoogst HIV (MIV = Menslike Immuniteitstekort Virus) Vgl. 'vigs' modeshow wanhopig moe (moeë, moeër; moeste) niet...! (niet aanraken! = moenie daaraan vat nie!) droesem; moer; moeder, baarmoeder, pootaardappel uitroep van bewondering, verbazing (dikw. 'moerrrrr') koffie toebroek (met de prut er nog onderin) poot, flikker, homo potenrammen metro mond, monding (v. rivier) uitrusting, uniform morgen predikant, zendeling morsen, verspillen; met iemand ~= met iemand sollen Opm.: In het Afrikaans komt 'mors' veel vaker voor omdat het 'verspillen' is. Geld en tijd morst iemand als hij het aan iets onwaardevols besteedt of als hij er te kwistig mee omgaat. Waarschijnlijk heeft de betekenis 'met iemand sollen' in de zegswijze om met iemand te mors onder invloed van het Engels zijn beslag gekregen (vgl. "Don't mess with me!"). Vgl. 'gemors' knoeipot mos immers, zoals je weet, toch, dan ook, nou eenmaal, inderdaad Mos is een bijwoord van modaliteit, dat ontstaan is uit het Nederlandse immers. Hier volgen enkele zinnen die het gebruik ervan pogen te verduidelijken: "Mense verskil mos maar"= Mensen verschillen nou eenmaal "Jy weet mos ek hou nie van sterk gegeurde kos nie, so hoekom kerrie jy die afval vir my?" = Je weet toch dat ik niet van sterk gekruid eten houd, dus waarom doe je kerrie in het afval? "Katte dink mos altyd hulle is die baas van die huis" = Katten denken immers/toch/inderdaad altijd dat zij de baas in huis zijn In sommige sociolecten, zoals onder Bruinmense in de Kaap, dient mos soms als manier om groepssolidariteit te kweken, en heeft het woord in die gevallen zijn modaliteitsfunctie verloren. mossie - zn mus (Passer spp.) motor(kar) - zn auto motorfiets - zn motorhawe - zn motorhuis - zn motoris - zn muf motor garage (reparaties) garage (bij het huis) automobilist beschimmeld; (zelfst. nw.) schimmel beschimmelen, schimmelen muf ww ("Nee, ek hou nie van kaas wat gemuf het nie. Los maar die Roquefort en Danish Blue.") Vgl. mus Vgl. enjin knut, knutje / knutten, knutjes muggie / muggies - zn munisipaliteit - zn murasie - zn murg - zn Opm.: 'Muggies zijn geen echte muggen, maar knutten; dit zijn veel kleinere insecten die niet steken, maar bijten. Ze brengen ziekten over, zoals blauwtong (Culicoides spp.). Wat mug is in het Nederlands, is 'muskiet' in het Afrikaans. "Muggies veroorsaak bloutong by skape." = "Knutjes veroorzaken blauwtong bij schapen." Vgl. 'muskiet' gemeente (vgl. Eng. municipality) vervallen gebouw; rulne merg Opm.: 'Merg' bestaat ook in het Afrikaans, doch enkel in overdrachtelijke zin: "In die merg van ons gebeente, in ons hart en siel en gees" (C.J. Langenhoven); "Ek is 'n Afrikaner in merg en been." = "Ik ben een Afrikaner in hart en nieren." murgpampoentjie - zn murgpeer - zn courgette avocado muts mus - zn :Vgl. 'mossie'; de Nederlandse bruine zangvogel wordt in het Afrikaans 'mossie' genoemd. muskiet - zn mug Vgl. muggie / muggies muurpapier - zn behang muurprop - zn stekker (stopcontact) muwwerig muf, schimmelig my maggies! uitroep van verbazing my wêreld! uitroep van verbazing Vgl. Eng. 'wallpaper' Vgl. Eng. 'wall plug' Vgl. 'muf' Vgl. 'mensig' Vgl. 'mensig' N na na-aap dichtbij (na aan mekaar wees = dicht bij elkaar zijn/liefhebben) na-apen, imiteren. "Hy mag dalk goed klavier speel, maar ek merk die heeltyd dat hy net ander klavierspelers na-aap." = "Hij zal wel goed piano kunnen spelen, maar ik merk dat hij alleen maar andere pianisten imiteert"). Vgl. 'koggel en ' nadoen' naai naaldekoker - zn naaldwerk doen naand / naandsê naartjie (ook: nartjie) - zn naaien; (plat) geslachtsgemeenschap hebben libelle; waterjuffer naaien goedenavond mandarijn naast (behalve) naas ("Naas 'papier' sê die Kapenaar soms ook 'pampier' in Afrikaans.") dichtbij naby ("Naby Cradock lê die dorpie Kookhuis.") Opm.: in tegenstelling tot bij het Nederlandse equivalent nabij ligt bij dit Afrikaanse woord de nadruk op de eerste lettergreep: náby. naderen; benaderen nader - zn nadoen Opm.: het Nl. letterlijke naderen en het overdrachtelijke benaderen zijn in het Afrikaans samengevoegd in het werkwoord nader. Bijvoorbeeld: ("Die manne het die vyand se kamp genader." = De mannen naderden het vijandelijke kamp) ("Hy het my nie daaroor genader nie" = Hij heeft mij niet daarover benaderd) nadoen (in de zin van iemand ergens in evenaren, of iets in navolging van een ander doen. Dus niet in de zin van 'na-apen' of 'imiteren'; zie daarvoor 'koggel' en 'na-aap'). ("Jou doring. Daar is niemand wat jou kan nadoen nie." = "Je bent een kei. Er is niemand die jou (dit) kan nadoen.") nael - zn naeltjie - zn nagel navel; kruidnagel (opmerkelijk homoniem!) nagereg - zn Nagmaal - zn narsing - zn nartjie (ook: naartjie) - zn nasionale pad - zn naskeermiddel - zn navorsing - zn navrae - zn naweek - zn nedersetting - zn dessert, toetje H. Avondmaal narcis mandarijn autosnelweg aftershave wetenschappelijk onderzoek informatie; inlichtingen weekend nederzetting informele ~ = illegale krottenwijk, illegaal, gemeenschappelijk woonkamp Opm.: "Informele nedersetting" is de officiële en eufemistische benaming voor een plakkerskamp (zie aldaar). Overal in Zuid-Afrika treft men rond steden en dorpen zulke opeenhopingen van tenten, golfplaathutjes en barakken aan, waar de armsten in leven. Er bestaan zwarte en blanke 'informele nederzettingen'. Een bekend kamp met hoofdzakelijk Afrikaners staat in het Kroningspark, in Krugersdorp. Mensen zijn er vaak verstoken van elementaire sanitaire voorzieningen. Voorbeeld: "'n Twee maande oue baba is in die bosse naby die Philippi-Oos informele nedersetting gevind, het die polisie in Kaapstad Dinsdag gesê." Vgl. 'plakkerskamp' en 'plakker' nee; nou ja, eh... nou..., ach... (= woord waarmee men antwoord op vraag naar iemands gesteldheid aanvangt) nee nee dankie nee wat neffens nè? tussenw. nek - zn Het woord 'nee' is soms een stopwoord als het volgt op een vraag als "Hoe gaan dit?": Hoe gaan dit met jou? Nee, dit gaan goed, dankie. of Nee, ek kan nie kla nie. De achterliggende gedachte is dat men in plaats van 'nee' vaak 'ja-nee' (zie aldaar) pleegt te antwoorden. In dit geval is 'nee' dus een afkorting van 'ja-nee', en niet een ontkenning. liever niet, voor mij hoeft dat niet nee hoor (minder sterk dan 'ag nee') naast (zie verder; 'langs') hè?, nietwaar? toch? "Dit is stormagtig in Port Elizabeth. Dié stad word "The Windy City" genoem. Toepaslik, nè?" "Wonderlik. Egte sjampanje, dankie! Jy het geweet dat ek van vonkelwyn hou, nè?"" nes - bijw nek, bergpas net als (samentrekking van 'net soos nes - zn nest Vgl. 'soos' nesskop net - bijw netbal - zn netjies net-net, amper nie netnou neuk neul neut - zn nieregeringsorganisasie - zn nikswerd noem-noem - zn noenmaal - zn nog nooddienste - zn noodhulp - zn noodpersoneel - zn nooi - zn nooi - ww nooiensvan - zn nestelen slechts, alleen maar Vgl.: 'net-net' basketbal netjes amper zojuist, zo meteen slaan, beuken Vgl. 'fok', 'naai'. zeuren noot Vgl. 'dop') non-gouvernementele organisatie, nietgouvernementele organisatie, NGO nutteloos ("Hy is 'n nikswerd vent") doornenstruikje uit de Karoo met besjes die, als je erop kauwt, net kauwgom zijn: Carissa bispinosa en C. haematocarpa middagmaal nog; meer; ooit; woord dat in combinatie met 'altyd' een versterking teweegbrengt 'Die beste potjiekos nog!' = de beste potjiekos ooit! "Wil jy nog koeldrank hê?"= Wil jij meer frisdrank? 'Die reis wat jy nog altyd wou maak' = De reis waar je altijd van gedroomd had om die te maken "My hand-oog-koördinasie was maar nog altyd tog so flippen sleg!" = Mijn hand-oogcovrdinatie is eigenlijk altijd zo verdomd slecht geweest! Vgl.: 'steeds' reddingswerkers, reddingseenheden eerste hulp eerste-hulpverleners (ouder) meisje; vriendin (als in 'mijn vriendin'; minnares) uitnodigen meisjesnaam (waarmee een meisje geboren wordt) nummer briefje nauwelijks nommer - zn nota - zn nouliks nuut (predicatief bijv.nw), nieuw, nieuwe nuwe (attributief bijv.nw.) - bn nuutskepping - zn neologisme nywerheid - zn industrie O oes - zn en ww ogiesdraad - zn oogst zn; oogsten ww oproep tot tafelgebed: "Eerbiedig!" zegt men in Nederland flirtend oogcontact maken kippengaas okkasie - zn gelegenheid ogies! ogies maak ww Vgl. 'sifdraad' Vgl. Eng. 'occasion' okkerneut - zn walnoot Zuid-Afrikaanse olijfboom (Olea europaea olienhoutboom, olienhout - zn subsp. cuspidata) (< dial. Ned. 'olievenhout') Vgl. 'boekenhoutboom' olierig - bn olik vet (van haren, huid, afscheiding) misselijk, naar, ziek Vgl. 'oulik' en 'aardig' geven om, je betrokken voelen bij; bezwaar hebben omgee, omgee vir omgekrap omgewing - zn omgewings(omgewingsbewaring, omgewingsbesoedeling, ens.) ("Gee jy 'n donner om vir jou vriende?!" = Kunnen jouw vrienden je eigenlijk een donder schelen?! / "Ek gee om vir die armes in ons gemeenskap." = Ik geef om de armen in onze gemeenschap. / "Gee jy om as ek rook?" / Heb je er bezwaar tegen als ik rook?) Vgl. Qua betekenis hebben we hier te maken met een leenvertaling van Engels 'to care (for)' ongelukkig (in de zin van 'ongelukkig zijn met een situatie'), verward omgeving, milieu milieu- (omgewingsbewaring = milieubescherming, omgewingsbesoedeling = milieuvervuiling / -verontreiniging) Vgl. 'besoedeling' meneer omie - zn ompad - zn omtrent Opm.: 'omie' wordt gebruikt door sprekers die met respect over een oudere manspersoon willen spreken: "Daai omie het sy huis self gebou" = Die meneer heeft zijn huis zelf gebouwd Vgl. oom, tannie, antie wegomlegging over, aangaande - voorz.; ongeveer, zowat bijw. Opm.: In de betekenis 'over' komt men het voorzetsel omtrent veelvuldig tegen: "Wat sê die Bybel omtrent dinosaurusse?" Nog vaker komt men het tegen als bijwoord in de betekenis van 'ongeveer': "Hierdie griep duur omtrent twee weke." In de betekenis 'zowat' moet men het in de spreektaal zoeken: "Sy woorde raak my omtrent nooit nie; dit voel asof hy my nie ernstig neem nie" = "Zijn woorden doen mij zowat nooit iets; het voelt alsof hij mij niet serieus neemt" onderdakparkering - zn parkeergarage leraar, onderwijzer onderwyser - zn Opm.: In de studententaal zegt men ook informeel 'onnie' als men onderwijzer bedoelt (zie aldaar). ongemaklik ongeskik onnie - zn onnutsig onthaal onthou ontleding - zn ontwerper - zn ontwerpers- - zn ontvangs - zn ontvangsdame - zn onvanpas ooghoogteoond - zn ooievaarspartytjie - zn oom - zn oond - zn oopkop oopplankkombuis - zn oopsluit oor oorgee jou oorgee oorkant niet naar je zin hebbend, je niet optimaal voelend ongemanierd, onvriendelijk (gemeenz, studententaal) onderwijzer, 'mees', juf ondeugend officiële ontvangst zich herinneren analyse, onderzoek "'n Ontleding sal gedoen word om vas te stel waarom kliente weggebly of by ander maatskappye uitgekom het." = "Er zal een analyse/onderzoek gedaan worden om vast te stellen waarom klanten zijn weggebleven of bij andere bedrijven zijn terechtgekomen" ontwerper, (kleding) designer designer-,design- (designerkleding, designkleding) receptie, (Zuid-Nederlands) onthaal receptioniste ongepast ingebouwde oven op ooghoogte feestje voor aaanstaande moeder oom; mijnheer, meneer Opm. Oom wordt ook gebruikt als beleefde aanspreekvorm tegen mannen die ouder zijn dan de spreker. Hierbij wordt de derde persoon enkelvoud aangewend: "Wil oom iets hê om te drink?" = Wilt u iets drinken, meneer? Vgl. tannie, omie, antie oven recht-voor-z'n-raap open keuken openen (voorz.) over; (zelfs. nw.) oor; "iemand ore aansit" = iemand overtreffen, overtroeven, iemand de baas zijn overgeven, braken (vgl. vomeer, vermeer) zich overgeven de overkant; aan de overkant ("Oorkant die rivier" = Aan de overkant van de rivier.) (Vgl. 'anderkant', 'duskant') oorklim overstappen oorkrabbetjie, oorkrawwetjie oorbel zn logeren oorslaap - ww oorskietkos - zn oortreksel - zn oortrektrui - zn oortrommel - zn opdok - ww opdonner/opdonder (plat) ww opdraand, opdraande - zn opelyf - zn ophaal op hitte opfok (plat) Vgl. Eng. 'to sleep over' Zie ook 'tuis gaan' en 'loseer' kliekje (eten) hoes, overtrek (dekbedovertrek = duvetoortreksel) sweater trommelvlies; ook oordrom dokken (met geld over de brug komen), er financieel voor opdraaien, betalen (dit woord is niet zo gemeenzaam als het lijkt; het is een normaal woord dat ook in serieuze zaken gebruikt kan worden: "Jy sal self vir die dienste moet opdok"). Vgl. 'skuld' en 'delg' in elkaar slaan znopgaande helling; bijw. bergopwaarts (vgl. 'afdraand(e)') Uitdr. iemand opdraande gee (< Eng. "To give someone uphill") = iemand dwars zitten, iemand moeilijkheden geven stoelgang, ontlasting oprakelen, omhooghalen, weer opvissen, aan de vergetelheid ontrukken ("Wie ou probleme bly ophaal, grawe ou koeie uit die sloot" / "Archimedes het gewys hoe 'n mens water kan ophaal" / "Met hierdie pomp haal ons water op" / "Tydens hierdie terapie moet jy jou slegte herinnerings ophaal."). Vgl. 'skouers ophaal' en 'oplaai'. loops Vgl. Eng. 'on heat' Vgl. 'spuls' in elkaar slaan Vgl. Eng. 'to fuck up' opgewonden, enthousiast, erg blij (om iets) opgewonde - bijv. nw. opgooi - ww Opm.: Dit bijvoeglijke naamwoord wordt gebruikt waar men in het Engels 'excited' zegt. Het wordt dus vaker gebruikt om een algehele positieve spanning bij aangename gebeurtenissen en situaties uit te drukken. "Ek is nogal opgewonde daaroor" = "Ik vind dit erg leuk"/"Ik vind dit spannend/leuk/geweldig" overgeven, braken In deze betekenis is het werkwoord opgooi een leenvertaling vanuit het Engels; vgl. 'to throw up'. Vgl. 'vermeer', 'vomeer' opklim opwas opklimmen; instappen (bus/trein) ophalen, uploaden ("My kêrel kom my nou-nou oplaai" = "mijn vriend komt mij straks ophalen" / "Nou kan julle hierdie foto's oplaai" = "nu kunnen jullie deze foto's uploaden). Vgl. 'ophaal', 'afhaal'. opschieten dieren opzetten optillen / oppikken/-pakken; optellen zwerfhond vondeling afwas opwasmiddel - zn afwasmiddel oplaai opskud opstop - ww optel optelhond - zn optelkind - zn Vgl. Eng. 'to wash up' Vgl. Eng. 'washing-up liquid' zich ergens over opwinden, irriteren opwen ordentlik Orie-Oetan - zn orrel - zn orrelis - zn ou - bn ou (mv. ouens) - zn oudmodies - bn oudtyds ouetehuis - zn oujongkêrel - zn oujongnooi - zn oukersaand - zn oulaas (vir oulaas) oulap - zn oulik ouma - zn oumagrootjie - zn "Hierdie rommel wen my op" = "Ik wind me op over deze rommel" / "Moenie paniekerig raak en jouself daaroor opwen nie" = "Raak niet in paniek en wind je er niet over op" / "Dit is 'n opwen-radio" = "Dit is een opwindbare radio" netjes, fatsoenlijk, schoon op monsterlijke mensaap gelijkende, angstaanjagende fabelfiguur (volkskundig) orgel organist oud, beste; lief, aandoenlijk (ou Karel = goeie ouwe Karel) jongen; kameraad uit de mode, uit de tijd, verouderd Vgl. Du. altmodisch ouderwets; zoals vroeger bejaardenhuis vrijgezel oude vrijster avond voor kerst nog een keertje zoals toen dubbeltje (ouderwets) leuk ('leuk' bestaat eig. niet in Afr.) (Vgl. 'olik') oma overgrootmoeder oumiesies - zn aanspreekvorm en benaming voor de oudere, blanke vrouw des huizes (vaak de moeder van de miesies) Vgl. 'miesies' oupa - zn oupagrootjie - zn outjie - zn owerheid - zn opa overgrootvader jongetje, jochie overheid P paaiboelie - zn paadjie - zn paaiement - zn pad - zn padda - zn paddavoete - zn padgee padkaart - zn padkafee - zn padkos - zn padteken - zn padvark - zn padvervoer - zn padwerke voor! pamperlang pampoen - zn pampoenkop - zn pampoentjies - zn paneel - zn paneelbespreking - zn paneelbord - zn paneelklopper - zn pap pap band/ pap wiel papbroek - zn papie zn - zn papnat parmantig pars ww schrikbeeld, boeman; lelijke persoon paadje, weggetje; scheiding in het haar gedeelte van afbetaling weg (mv. paaie) kikker, kikvors zwemvliezen voorrang verlenen, uit de weg gaan Vgl. Eng. 'to give way' wegenkaart wegrestaurant eten voor onderweg verkeersbord Vgl. Eng. 'road sign' wegpiraat wegtransport werk in uitvoering! Vgl. Eng. 'road work ahead' vleien; flikflooien pompoen domkop bof (ziekte) panel (Eng.) forumdiscussie dashboard iemand die auto's uitdeukt Vgl. Eng. 'panel beater' slap; plat (van banden) lekke band bangerik, lafaard, slappeling pop (vlindercocon) kletsnat (vgl. sopnat) brutaal, ondeugend (vgl. astrant) persen (alléén van druiven); strijken met een pars - zn, ww strijkijzer (Vgl. 'pers') zn druiven-, vruchtenpers; ww druiven, vruchten persen Zie verder bij 'pers' (telw.) sommige; (zelfst. nw) partij party ("Party mense is te vet" = "Sommige mensen zijn te dik"). partykeer partytjie - zn soms feestje iets wat je op de koop toe krijgt/geeft; toegift, extraatje hoeslaken pasella - zn paslaken - zn pasoppens (in sy ~ wees) zn paspoortbeheer - zn pastei - zn Opm.Vgl 'oortreksel' op zijn hoede zijn paspoortcontrole 'pie', soort pasteitje bestaande uit ragoût / volau-vent in bladerdeeg "vat jou paai en waai!" patat / pataat - zn pendelaar - zn pendoring - zn penorent per ongeluk perd - zn perdeby - zn perdejoggie - zn perdetelery - zn perdfris pêrel - zn perlemoen, perlemoer - zn permit - zn zoete aardappel, yamwortelachtige, Discorea (verwant aan de haagwinde (Convolvulaceae); domkop forens soort doornstruik met witte bloemen (Gymnosporia buxifolia) rechtop, kaarsrecht per ongeluk, abusievelijk paard; kerel sluipwesp (familie Ichneumonidae) jockey paardenfokkerij uitgerust, fris parel (vgl. 'Paarl') Zeeoor: erg gewild zeeweekdier van het geslacht Haliotis met grote, opvallende schelp; parelmoer (het glanzende bekleedsel van schelpen van weekdieren zoals de oester en de nautilus De perlemoen, of zeeoor, is een lekkernij die vaak het slachtoffer is van stropers. De oorvormige schelp van het dier kenmerkt zich door de gaten in de schelp, waardoor het dier ademt. Het dier leeft op rotsen. vergunning Vgl. Eng. 'permit' persen (alle vruchten, behalve druiven; vgl. 'pars' [zie aldaar]) pers bn. paars pers - zn pers (media) perske - zn perzik petalje - zn spektakel petrol (klemtoon op pet-) - zn benzine pers ww Vgl. Eng. 'petrol' petrolstasie - zn benzinestation peuselhappie - zn peuter snack rommelen, saboteren sjouwen, met moeite vervoeren / lopen (vgl. 'aanpiekel' roze schotel (kop en - ) banaan peterselie vogelsoort Cucullus solitarius (koekkoekachtige) petsen houweel pinguln lastig vallen, dwarszitten piekel pienk piering - zn piesang - zn pietersielie - zn Piet-my-vrou - zn piets pik - zn pikkewyn - zn pla Vgl. Eng. 'petrol station' "Jammer om te pla!" = Pardon! / Mag ik U even lastigvallen?; "Wat jou pla, is jou eie gewete" = Het is jouw eigen geweten dat aan jou knaagt; "Ek is nie gepla deur 'n deurmekaar omgewing nie" = Ik vind een warrige omgeving niet zo lastig. Qua betekenis kunnen we ervan uitgaan dat we hier te maken hebben met een leenvertaling van het Engelse werkwoord 'to bother' Vgl. 'terg', 'lol', 'neul' plaas - zn plaashuis - zn plaasjapie, plaasgawie (scherts.) - zn plaatjoggie - zn plakker - zn plakkerskamp - zn boerderij; boerenbedrijf boerderijwoning, hoeve (achterlijke) boerenjongen discjockey bewoner van een plakkerskamp (een illegale krottenwijk) illegale krottenwijk Opm.: Een plakkerskamp wordt, eufemistisch, ook informele nedersetting genoemd. Overal in Zuid-Afrika treft men rond steden en dorpen zulke opeenhopingen van tenten, golfplaathutjes en barakken aan, waar de armsten in leven. Er bestaan zwarte en blanke plakkerskampen. Een bekend plakkerskamp met hoofdzakelijk Afrikaners is Kroningspark / Coronation Park, bij Krugersdorp. Mensen zijn er vaak verstoken van elementaire sanitaire voorzieningen. Vgl. 'nedersetting, informele ~' platform - zn verzamelnaam voor zeer algemene inheemse vetplantsoorten van het geslacht crassula slippers een oplossing vinden ('n Boer maak 'n plan = we vinden er wel iets op) röntgenfoto's maken perron platinum - zn platina plek - zn plek-plek plaats hier en daar in plaats van pleks ( ~ van) Bijv.: Ons plaaswerkers kry kospakkies pleks van salaris. plesier (dis 'n ~) - zn plofstof - zn plonk - zn plot - zn pluimbal - zn poeding - zn poegaai poehaai poepdronk, poesdronk (plat) graag gedaan explosieven slechte wijn huis met een stuk grond buiten de stad badminton pudding bekaf kouwe drukte strontlazarus klootzak, ellendeling, rotzak; vrouwelijk geslachtsorgaan (dus nooit in Z.A. tegen een kat zeggen!) harde klap of slag in het gezicht; effectieve dreun soort koekje; meisje (als in vriendin, minnares) soort boterhamworst plakkie - zn plakkies - zn plan ('n ~ maak) plate neem poes (plat) - zn poesklap (plat) - zn polfyntjie - zn Vgl. Eng. 'platform' Vgl. Eng. 'platinum' polonie - zn Opm.: de typisch Zuid-Afrikaanse betekenis van dit woord treft men ook aan in het Zuid-Afrikaans Engels, bij het woord 'polony'. pomelo - zn grapefruit Pietje Puk, Jan Janssen (e.g. de doorsneemens, Jan Modaal, of een voorbeeldnaam bij een formulier) ("Wie het my toebroodjies opgeëet?" - "Piet Pompies.") Pompies, Piet pondokkie, pondok - zn ponie - zn poniekoerant - zn ponsmasjien - zn pootuit popspeel ww posgeld - zn poskaart - zn posseël - zn poswese - zn pot - zn potjiekos - zn praktisyn (mediese ~) - zn prikkelpop - zn prinsipaal - zn probeerslag - zn proe promosie - zn pronkertjie - zn prop - zn propper puik - bn Puk - zn puntenerig, punteneurig pyl ww pynappel armelijk hutje pony (paardje) roddelkrant, boulevardkrant, 'tabloid' perforator uitgeput (vgl. beenaf) met poppen spelen porto briefkaart postzegel posterijen pan stoofpot in ijzeren driepoot-pot, boven open vuur (echt traditioneel Afrikaans!) arts, dokter ook: mediese dokter Vgl. Eng. 'medical practitioner' pin-up girl schoolhoofd; ook skoolhoof Vgl. Eng. 'principal' poging proeven reclameactie, pr-actie Vgl. Eng. 'promotion' siererwt: lathyrus kurk, plug netjes uitstekend, voortreffelijk Vgl. 'bakgat' Student van de voormalige Potchefstroomse Universiteit vir Christelike Onderwys (thans wordt dit de Potchefstroomse Universiteit genoemd, als onderdeel van de NoordwesUniversiteit). Opm.: Het meervoud 'Pukke' is ook de informele naam van de instelling zelf, die ook bekend staat als de Potchefstroomse campus van de NoordwesUniversiteit. Pukke is (anno 2012) een van de weinige universiteiten waar het Afrikaans nog een rol als onderwijstaal speelt. kieskeurig, lichtgeraakt recht op iets afgaan ananas Vgl. Eng. 'pineapple' R raadop wees raai ww ten einde raad zijn raden raai, raai, riepa tussenw. raaisel - zn raaiskoot - zn raakloop raakry raaksien raakskoot - zn raar raas raat (mv. rate) - zn ra, ra (gezegd voordat men een raadseltje vertelt) raadsel, puzzel gissing onverwachts ontmoeten, ergens tegenaan lopen, (iemand) tegen het lijf lopen tegen iets/iemand aan rijden; omver rijden opmerken; in het oog krijgen voltreffer vreemd, ongewoon, eigenaardig; Opm.: De betekenis 'zeldzaam' komt ook voor, maar dit geldt als onverzorgd en anglicistisch (< Eng. rare) Afrikaans razen; (met iemand ~) berispen; raas gee = iemand berispen, op zijn kop geven huismiddeltje (zie ook boereraat rek; (boeken-)plank; (winkel-)schap rak - zn "Op watter rakke kry ek die sjampoe?" = "In welke schappen vind ik de shampoo?" rak - zn ramparty - zn rand (soms ook 'rant'; zie aldaar) - zn randjie - zn randsteen - zn rant - zn spinneweb, spinnerag vrijgezellenfeest voor de mannen; hengstenbal raps, rapsie - zn rat - zn ratkas - zn reënerig reg - bijv.nw.; bijw. regmaak regmakertjie - zn regstel - ww reeks heuvels, plateaurand heuvel, reeks heuvels stoeprand, trottoirrand steile, geërodeerde bergkruin klein beetje 'n Raps voor middernag = 'Kort voor middernacht' versnelling versnellingsbak regenachtig recht; juist; goed, in orde Opm.: Waar men in het Nederlands vaak 'goed' zegt, daar is in het Afrikaans vaak 'reg' op z'n plaats: "O, ek dink ek het nie die regte knop gedruk nie." = "Oh, ik denk dat ik niet de goede knop heb ingedrukt" "Nou weet ons watter een verkeerd is. Maar watter een is die regte een?" = "Nu weten we welke de verkeerde is. Maar wat is de goede?" in orde maken; ook steriliseren van katten/honden borrel (vgl. dop, sopie) corrigeren, rechtzetten Opm.: In Zuid-Afrika is regstellende aksie het overheidsbeleid waarbij zwarte en andere voorheen benadeelde bevolkingsgroepen voorrechten en voordelen toegekend worden. Inherent hieraan is dat blanke individuen bij gelijke of betere geschiktheid benadeeld worden en dat blanken op de arbeidsmarkt als tweederangsburgers moeten worden behandeld. Regstellende aksie kan in het Nederlands het beste met positieve discriminatie vertaald worden. Zie ook 'bemagtiging' en 'transformeer' regoor - voorz. dwarsdoor, overal in... "regoor die land" = overal in het land, dwarsdoor het land Vgl. Eng. 'across' regtig/rêrig reguit reguit regverdig echt waar, waar (rêrig? = echt waar?) rechtdoor recht-door-zee rechtvaardig races, hardloopwedstrijd (ook van paarden) reisies - zn Vgl. Eng. 'races' rekenaar - zn rekenmeester - zn renons - zn renoster - zn rêrig/regtig Zie ook bij 'resies' computer accountant afkeer neushoorn werkelijk, echt waar (paarden) wedrennen resies - zn resieperd, reisieperd - zn reuk/ruik - zn - zn reun rieme (jou ~ styfloop) - zn riempiesstoel - zn riller rinkink - ww rinneweer / verrinneweer rissie, rooirissie - zn (Vgl. 'reisies') renpaard geur, reuk reu (mannetjeshond) in de problemen geraken stoel met mat van "riempies" (reepjes van leer) thriller fuifen, uitgaan, boemelen (vgl. 'jol) ruïneren / verruïneren spaanse peper, lombok, chilipeper, tjabé rawit; (fig) kenau, feeks Vgl. 'soetrissie' ritteltit (die ~(s) kry) - zn hysterisch worden verkeerslicht, stoplicht; ook robot; ook verkeerslig robot - zn Opm.: deze woordbetekenis heeft het Afrikaans gemeen met het Zuid-Afrikaans Engels, waar 'robot' ook verkeerslicht betekent. Het is dus typisch ZuidAfrikaans. grof, ruig, ruw, ongelijk rof (attributief rowwe) "Ons ma het verwag dat haar sensitiewe seuns as rowwe ouens van die weermag sou teruggekom het" = "Onze moeder had verwacht dat haar gevoelige zoons als ruig kerels zouden terugkomen" rofstoei - zn, ww rok - zn rolbal - zn rolbektrui - zn worstelen (sport) jurk Vgl. romp, bolyf rolprent - zn bowling coltrui film romp - zn rok rondawel - zn rondomtalie - zn rondomtalie - ww rondvat (iemand ~) Vgl. 'fliek' Vgl. rok, bolyf ronde hut met rieten dak van de negerstammen; klein vakantiehuisje (vaak op wildsplase) dat naar voorbeeld van een rondawel is gebouwd draaimolen (kleine, horizontale draaimolen met draaischijf, zoals in speeltuinen) draaien op de draaimolen iemand meenemen om hem/haar de omgeving laten zien Vgl. rondwys) "As jy by ons in Port Elizabeth kom kuier sal ek jou rondvat" = "Als je bij ons in Port Elizabeth op bezoek komt, zal ik je de omgeving laten zien" Vgl. Eng. 'to take someone around' rondwys (iemand - ) iemand de omgeving laten zien rooi rooigety rooinek (scherts.) rooitaal die rooitaal gooi rot rou rug - rûe ; ruggens - rûens ruiker ruintjie rood (zowel attribitief als predicatief) enorme toevloed van kreeften op het strand Engelsman, Engelssprekende (vgl. soutpiel) Engels Engels spreken rat ruw, onbeleefd rug - ruggen; bergrug - bergruggen boeket reu (mannetjeshond) choqueren; schokken, zich schielijk bewegen van angst of schrik hevig bewegen (op muziek), rock 'n' roll (vgl. 'skud', 'skommel') poosje (dit is 'n rukkie gelede = dat was een poosje geleden) openbaar toilet rups rijden, vliegen, varen liften ruk ruk-en-pluk rukkie ruskamer ruspe - zn ry ryloop Vgl. Eng. 'to show someone around' ryp rys lichte nachtvorst rijst S saak maak saal saam saamryklub saamstem saamtrek saamtrekdag saamvat saans sag / saf sagkens - bijw. sak sakkie-sakkie - zn belangrijk zijn zaal; zadel samen; mee- (zoals saamsing, saamhuil, saamry) carpooling instemmen bijeenkomst landdag, toogdag meenemen 's avonds zacht zachtjes, voorzichtigjes, 'met fluwelen handschoenen' zak, tas Vgl. 'tas' boeremusiek (traditionele Afrikanermuziek, waarbij banjo, slaggitaar en concertina of viool de hoofdinstrumenten zijn) Vgl. 'konsertina' sambreel sampioen sandpapier sangoma sanna sawwerig - bn. seekat seekoei seën, seen seermaak seerkry sêgoed sekelmaan sening - zn seningrig - bn sens sensitief parapluie, parasol champignon schuurpapier; men zegt in het Afrikaans ook het minder anglicistische skuurpapier medicijnman, traditionele genezer in Afrika Vgl. 'toordokter' ouderwets geweer (zoals tijdens Boerenoorlog) ietwat zacht, halfzacht (ook in overdr. zin) octopus ('Die seekat is dood': gezegd wanneer er een onaangename geur uit de zee komt) nijlpaard zegen pijn doen; beledigen pijn hebben, krijgen woordenschat halve maan kraakbeen ('zeen' in vlees) met zeen, taai, pezig (van vlees) zeis (over)gevoelig senuweeagtig senuwee, -s zn serp zenuwachtig zenuw, -en sjaal(tje) Vgl. tjalie setlaar seun seunskoor siel uittrek sien kolonist uit Engeland (1820 setlaars) jongen, zoon jongenskoor plagen, pesten zien; bezoeken uitroep van afkeer, walging: 'gatver!', 'bah!' sies! 'Sies, jou vark!' = 'Gatver, vuilak!' / 'Bah, smeerlap die je bent!' sies tog! sif sifdraad sinkplaat sirkel uitroep van medelijden; 'ach wat jammer, zeg' zeef; zeven (ww) kippengaas (vgl. ogiesdraad) golfijzer rotonde chichorei (blauwbloemige composiet: Ciehorium intybus); chichorei-extract om de koffie romiger te maken veiligheidsriem shampoo illegale kroeg in lokasie (zie aldaar) tjonge, pfoe (sjoe, dis warm: tjonge, wat is het warm) Ssst! (wees stil!) sigorei sitplekgordel sjampoe sjebien - zn sjoe sjoes! - tussenw. skaam skaars skaduwee skakel skakelbeampte skakelhuis skarlakenkoors skattebol skeet skelm - bn skelm - zn skemerkelkie skenk skenkel, skinkel - zn Vgl. Eng. 'shush!' verlegen zeldzaam schaduw zelfst. nw. oproep, telefoontje; ww opbellen PR-man / vrouw twee-onder-een-kap roodvonk lieveling, schattebout Vgl. bokkie, bokka, engel wind; kwaaltje; kuur (vol kuren) (vgl. fiemies) stiekem schelm borrel, cocktail schenken (geven) Vgl. 'skink' scheenbeen (van mens, dier), schenkel (bijv. soepbeen, slagersproduct) skêr - zn skerpioen skiktyd skilfers skilpad - zn skilpadjie - zn skinder / skinner skinderstories skink skinkbord skinkel, skenkel - zn skollie skommel skons skoolhou skooldrag skoolhou skoorsoeker skorsie skottel skottelgoed skottelgoedwasser skouburg skouer skouers ophaal skouhuis skraal skraps schaar schorpioen flexibele werkuren roos (van hoofdhuid) schildpad In netvet gewikkelde, gemalen lever voor op de barbecue roddelen roddelpraatjes schenken (drank) Vgl. 'skenk' dienblad scheenbeen (van mens, dier), schenkel (bijv. soepbeen, slagersproduct) bandiet, straatbendelid schudden (ook van kaarten) scones lesgeven schooluniform lesgeven ruziemaker kleine, hartige meloenachtige groente (in het Engels: squash), ook: lemoenpampoen) schaal (vgl. piering), grote schotelvormige plaat of eg de vaat, servies vaatwaemachine theater schouder je schouders erbij ophalen (vanwege scepsis of ongelovigheid) ("Ek haal net my skouers op wanneer jy uit die Bybel lees.") Vgl. 'ophaal'. modelwoning schamel, mager, slank schamel, nauwelijks kier skrefie - zn "Hy hou sy deur op 'n skrefie oop" = Hij houdt zijn deur open op een kiertje sku skuifspeld - zn schuw paperclip (zelfst. nw.) schuld; (ww) schuldig zijn aan ("Hoeveel skuld ek jou?" = "Hoeveel ben ik je schuldig?"). Vgl. 'delg' en 'opdok'. skuld skurf ruw (Skurwekop = een berg met een rafelige krans [zie aldaar] in de buurt van de plaats Graaff-Reinet) schijf, chip; joint, stickie (drugs) skyf ("Wat giggel julle so?" - "Sien jy daai skyf? Dis 'n stompie, nou!") Vgl. 'dagga', 'boom' en 'zol' skyfies slaai patat, ook: aartappelskyfies; dia's salade gat in de weg Vgl. 'donga') slagerij floppy disk patates frites (dikwijls met azijn en zout erover; ook in het Z.A. Engels zegt men 'slap chips') niet goed meer (melk, boter) (vgl. kês) over iemand roddelen roddelen, kwaadspreken: ook slegmaak truc, (in negatieve zin), trucje, hoax, babbeltruc, smoes, bedriegerij selfoonslenter = GSM-fraude vrijetijdskleding (kassa-)bonnetje (< Eng. 'slip') slaggat slagter slapskyf slaptjips sleg slegmaak (iemand) slegsê slenter -zn slenterdrag slip, slippie zn sluk zn sluk ww slukderm smous Opm. Hoewel dit officieel niet een Afrikaans doch een Engels woord is, gebruikt men dit vaak in de plaats van strokie. Zuid-Afrikanen dienen in het Nederlands echter ervoor te waken slip of slippie niet in plaats van strokie te gebruiken, omdat slip in het Nederlands 'onderbroek' betekent. Vgl. strokie slok slikken slokdarm marskramer grappig, lachwekkend; vreemd, raar Opm.: 'snaaks' heeft de betekenis van Eng. 'funny' aangenomen, met haar positieve ('grappig') en negatieve ('vreemd') connotaties. We hebben hier dus te maken met een leenvertaling vanuit het Engels. snaaks Dit was 'n snaakse gesig om hierdie man so te sien skarrel = 'Het was een grappig gezicht om die man zo in het rond te zien rennen' Jy kan die hondjie maar ignoreer. Hy raak soms snaaks = 'Let maar niet op dat hondje. Hij doet soms raar' Ja, ek ken haar, maar sy's 'n bietjie snaaks (terwijl de spreker een afkeurend kijkt) = 'Ja, ik ken haar, maar ze is een beetje vreemd' sneesdoekie papieren zakdoek snelskrif snesie steno zakdoek (zie ook sneesdoek) barracuda-/makreelachtige, baarsachtige (Perciiformes) zeevis die als lekkernij wordt beschouwd (ondanks de vele graten) (Scomberomorus Leopardus) gezellig, behaaglijk Pretoria snijden, knippen snee zo; dus snoek snoesig Snor City (gemeenz.) sny (ww) sny (zn) so voegw. soek soetkoek (soos - ) soetrissie sog - zn soggens sokker sokkerspan sokkie sokkiejol somer sommer sonar sonde sonkamer sononder sonop sonsambreel sonstrepe sooi - zn zie ook snesie "Ons probeer om 'n oplossing te vind, so dankie vir u geduld" = "Wij proberen een oplossing te vinden, dus bedankt voor uw geduld") Vgl. Eng. 'so' zoeken, moeilijkheden zoeken, tarten (uitdr.) als zoete broodjes, ("hierdie boek lees soos soetkoek" = dit boek kun je verslinden / "die nuutste iPods verkoop soos soetkoek" = de nieuwste iPods gaan als zoete broodjes van de toonbank) paprika Vgl. 'rissie' zeug (vrouwelijk varken) 's morgens, 's ochtends voetbal voetbalteam discoën, ongebonden, vrijelijk dansen zoals op feestjes: huppen op de maat feestje, partijtje waar zo wordt gedanst zomer zomaar, zonder bijzondere reden; ook sommerso ("Ons jol sommer vir die pret" = we vieren feest, gewoon voor de lol) echo(-grafie) zonde, ruzie serre zonsondergang zonsopgang parasol (vgl. sambreel) coupe soleil zode, graszode; om te spitten grond (vooral bij openingsceremonies waar de eerste schep in de grond gestoken wordt) Vgl. sooispitplegtigheid sooispitplegtigheid / seremonie soos sop - zn sopie sosatie sous soutpiel souttert span - zn spangees spandeer spanspek ceremonie van de "eerste schep in de grond" (zo)als (zo groot als... = so groot soos; net als = net soos) (vgl. nes) soep borrel, drankje Vgl. 'dop', 'regmakertjie' soort sateh / saté saus; jus beledigende benaming voor een Engelssprekende (vgl. Rooinek) hartig gebak team, ploeg (b.v. sokkerspan, rugbyspan, skoonmaakspan) teamgeest uitgeven (geld), doorbrengen (tijd) meloen (niet de watermeloen maar de 'gewone', groengele suikermeloen Cucumis melo) Opm.: de naam spanspek is een verkorting van Nl. Spaans spek. speek - zn spek spoedbeperking spaak ontbijtspek, bacon spekboom: soort succulente struik van de posteleinfamilie, Portulacaria afra voorraadkast/-kamertje sluitingsdatum voor kopij detective detectiveverhaal toilettafel speerwerpen centrifuge spin (het dier) maximumsnelheid spoedlokval snelheidscontrole spog spookasem spore maak springhaas - zn opscheppen, pochen suikerspin hard weglopen Zuid-Afrikaans, op haas gelijkend knaagdier spekboom spens spertyd speurder speurverhaal spieëltafel spiesgooi spindroër spinnekop - zn Vgl. Eng. 'speed limit' Vgl. Eng. 'speed trap' springmielies - zn sprinkaan - zn spruit (dus geen haas- of konijnachtige) dat zich als een kangoeroe voortbeweegt (Pedetes capensis) popcorn sprinkhaan beekje tochtig spuls, speels (gezegd van paarden) - bn Opm.: spuls is afkomstig uit dial. Nederlands speuls, dat 'speels' betekent. Dit is een goed voorbeeld van het feit dat het Afrikaans voortkomt uit Hollandse dialecten. Vgl. 'op hitte' staanspoor (uit die-) onmiddellijk iemand op wie men staat kan maken; rang binnen de Voortrekkers (Zuid-Afrikaanse padvinderij) stad langzaam ('langsaam' is erg ongebruikelijk) gemeentehuis, stadhuis gemeenteraad stampen, stoten staatmaker stad stadig stadsaal stadsraad stamp "Ek het my kop gestamp" Vgl. 'stoot' stap lopen, wandeltocht of trektocht maken staptoere stasie stasiewa stat (mv. statte) wandeltochten station, bureau (polisiestasie, bijvoorbeeld) stationcar traditionele Zoeloenederzetting nog steeds steeds steek (plat) steen steggie / stiggie steke Vgl. 'loop' Vgl. Eng. 'still' geslachtsgemeenschap hebben (zelfst. nw.) steen (verheven taalgeb.: 'Die steen des aanstoots'), edelsteen, baksteen; (bijv. nw) stenen. In het Afrikaans kent men het woord 'steen,' voor alle handgemaakte, gefabriceerde (bouw-, bak-, edel)stenen. 'Klip' gebruikt men voor alle overige betekenissen. Klip betekent dus 'een stuk steen', 'een steen', zoals je die in de natuur aantreft. Vgl. 'klip'. stekje (v.e. plant) hechtigingen Vgl. Eng. 'stitches' sterkte; succes sterkte "Sterkte met die eksamens!" = "Succes met de examens!" steur, jou ~ aan storen, zich storen aan stiksienig stingel stoep ("Ek steur my aan jou bespotlike kleredrag") (vgl. 'traak' en 'stoor') kortzichtig stengel veranda Vgl. 'sypaadjie' stoer, krachtig, sterk, onvermoeibaar, onverzettelijk; steil, trouw, standvastig stoer -bn stofpad stokalleen stokkiesdraai stokkiestert stokperdjie stoof stoor stoot stootwaentjie storm, mv. storms stort(-bad) stouter Opm.: de secundaire betekenis, 'steil, trouw, standvastig' is volgens mij onder invloed van het onverwante, Eng. staunch ontstaan. Dat betekent 'trouw, standvastig'. Voorbeelden: "In spite of everything, he is a staunch supporter of his rugby team" = "Ten spyte van alles, is hy 'n stoere ondersteuner van sy rugbyspan" (Nl.: 'Ondanks alles is hij een trouwe supporter van zijn rugbyteam') "Susan was a surprise to her parents, who were staunch Catholics" = "Susan was vir haar ouers, wat stoere Katolieke was, ‘n verrassing" (Nl.: 'Susan was voor haar ouders, die steile Katholieken waren, een verrassing') ongeteerde weg (zie ook 'grondpad') helemaal alleen spijbelen stokstaartje (ook mierkat of meerkat genoemd in het Afrikaans; soort mangoest [civetkatachtige; viverridae] die rechtopstaand de wacht houdt) hobby fornuis opslaan, voorraad aanleggen (vgl. 'bêre' en 'steur') duwen Vgl. 'stamp' strokie wandelwagentje, kinderwagen storm, mv. stormen douche stouterd kassabon strokiesverhaal strooitjie stry stuitig stuitigheid suiping stripverhaal rietje strijden; disputeren dwaas, gek dwaasheid, gekheid drinkplaats voor dieren Vgl. 'slip, slippie' suring suster suurlemoen zn swaai swael, swawel - zn swaer - zn sweetpak swemklere swot klaverzuring (Engels 'sorrel'; oxalis) gediplomeerd verpleegster citroen Vgl. 'lemoen', 'lemmetjie' zwaaien (heen en weer, dus niet 'wuiven' met de hand), schommelen zwavel; zwaluw (opmerkelijk homoniem!) zwager, schoonbroer trainingspak Vgl. Eng. 'sweat suit' zwempak (hard) studeren, blokken Vgl. Eng. 'to swot' sykouse nylons trottoir sypaadjie Vgl. Eng. 'sidewalk' Zie ook 'stoep' T taai - bn taakspan taai (in de Nederlandse betekenis); kleverig taakgroep, taakeenheid tot ziens ta-ta Opm.: Het aan het Engels ontleende 'ta-ta' wordt nooit door mannen gebruikt maar juist door vrouwen. tabberd tafeldoek tak (sjieke) japon, (sjieke) jurk tafelkleed filiaal (bv. van bank), afdeling takbestuurder manager van bijkantoor Vgl. Eng. 'branch' Vgl. Eng. 'branch manager' hert takbok takhaar takkantoor tamatie tameletjie - zn Opm.: Naast het woord takbok heeft in Afrika het woord hert alleen als geleerd woord bestaan. Het werd vervangen door takbok, wat zich laat verklaren door het feit dat herten oorspronkelijk niet in Zuid-Afrika voorkomen. Een oorspronkelijk, niet-geleerd woord voor hert leeft nog voort in de naam van het inheemse 'hartebees', dat de vroege kolonisten aan het Europese hert deed denken (zie aldaar). verwilderde persoon met lange klittende haren bijkantoor Vgl. Eng. 'branch office' tomaat (culin.) kleverig, traditioneel toffeegebakje uit de Afrikaner- en Maleierkeuken; (overdr.) netelige kwestie, hoofdpijndossier Spreek uit met de klemtoon op de een-na-laatste klankvoet: tamelêtjie. tandefee tannie 'tooth-fairy'; sprookjesfiguur die gewisselde tandjes van kinderen ophaalt tante; beleefde aanspreekvorm voor een vrouw: mevrouw Tannie wordt gebruikt als beleefde doch vertrouwde aanspreekvorm tot vrouwen die ouder zijn dan de spreker. Hierbij wordt de derde persoon enkelvoud aangewend, in plaats van de beleefdheidsvorm van de tweede persoon enkelvoud u: "Sal tannie dalk 'n koppie tee wil hê?" = "Wilt u misschien een kopje thee?" Vgl. antie, oom, omie uit een kraan of tap (laten) stromen tap -ww tarentaal tas te kere gaan teater teatersuster teef teel - ww teelmerrie teën, teen teen-, teë- Opm.: In tegenstelling tot in het Nederlands, wordt dit werkwoord ook vaak onovergankelijk gebruikt: "Daar tap stadig koffie uit die fles" = "Er komt langzaam koffie uit de thermosfles" parelhoen koffer Vgl. 'sak' te keer gaan bioscoop; operatiekamer Vgl. voor betekenis Eng. 'theatre' operatiezuster slet (de negatieve betekenis van het scheldwoord doet denken aan die van Eng. 'bitch'), verder is de betekenis dezelfde als in het Nederlands fokken Vgl. 'fokken' teenliggaam fokmerrie tegen tegen- (teendeel, teepraat [= tegenspreken]) antistof teenwoordig, teenswoordig aanwezig, tegenwoordig (in de zin van 'aanwezig'; niet 'dezer dagen') Vgl. Eng. 'antibody' Vgl. 'deesdae' teerpad geasfalteerde weg teetyd thee-/koffiepauze teiken (zn) doelwit; (ww) de pijlen richten op, zich richten op Vgl. Eng. 'tar road' Vgl. Eng. 'tea time' Vgl. Eng. 'target', 'to target' teken teken; bord (verkeersbord, bord met opschrift) Vgl. voor tweede betekenis Eng. 'sign' gympie, gymschoen tekkie Alleen in Zuid-Afrika is dit woord bekend. Zowel in het Afrikaans als in het Zuid-Afrikaans Engels ('tackie') is dit woord algemeen. teller kassier teneergedruk tentatief (tentatiewe) terg tering tert t-hemp tiekiedraai 'depri' voorlopig plagen tuberculose taart, gebak; (fig) slet, vrouw van lichte zeden t-shirt rondedans tijger tier - zn Opm.: Ten onrechte wordt met tier soms ook het luipaard aangeduid tierboskat - zn tierkat - zn serval (een katachtige: Leptailurus serval) poema methamfetamine, crystal meth (zeer verslavende drug) methamfetaminegebruiker typemachine typiste naar huis gaan (na werk) tijd waarop men naar huis gaat vanuit werk schouderdoek, kraplap (vierkanten doek over schouders gedragen) tik - zn tikkop - zn tikmasjien - zn - zn tikster tjaila - ww tjailatyd zn tjalie Vgl. Eng. 'teller' Vgl. serp tjank tjankbalie - zn tjap, stempel tjek (rekening) tjello janken huilebalk stempel cheque (rekening) cello maatje, gabber, goede vriend tjommie < Eng. chum, 'naaste vriend' + verkleiningsachtervoegsel -ie. tjoepstil doodstil speciale stukken varkensvlees voor op de braai (vgl. 'karmenaadjies') tjops Vgl. Eng. 'chops' tjorrie toebalkon toebroodjie oude vrachtwagen dichtgebouwd balkon sandwich inpakken (met papier) toedraai ww "Sjoe, maar hierdie geskenkie is mooi toegedraai, hoor!" = "Jeetje, dit cadeautje is mooi ingepakt, zeg!" toeka se dae (uit ~) van vroeger (ook: uit hoeka se dae) toelaten; toestaan; toestemming krijgen om... Opm. In het Afrikaans hoort men zelden 'toestaan'; met zegt eerder 'toelaat' waar men in het Nederlands 'toestaan' zou zeggen. toelaat ww toet toetentaal toets - ww Bijvoorbeeld: "Ons kan nie sulke gedrag in die Nuwe Suid-Afrika toelaat nie" = "Wij kunnen zulk gedrag in het Nieuwe Zuid-Afrika niet toestaan" / "By hierdie vergadering word net swart joernaliste toegelaat" = "Bij deze vergadering worden slechts zwarte journalisten toegelaten" / "Toeriste word toegelaat om die land verlaat" = "Toeristen krijgen toestemming om het land te verlaten" lang geleden geheel en al (spreek uit als "toet-en-taal") toetsen, testen, uitproberen Opm.: in tegenstelling tot het Nederlandse toetsen heeft het Afrikaanse werkwoord toets helemaal dezelfde betekenis als het Engelse werkwoord to test aangenomen, en hebben we dus met een leenvertaling uit het Engels te maken: "Ek toets myself deur ou vraestelle deur te werk." = Ik test mijzelf door oude proefwerken door te nemen. "Sy is getoets vir MIV/VIGS en volgens die suster het die uitslag gewys dat sy MIV-positief is." = Zij is getest op HIV/AIDS en volgens de verpleegster toonde de uitslag aan dat zij HIV-positief is. toets, test, testwedstrijd (cricket) toets - zn toiings - zn tokkelossie, tokkelos, tokkelosj - zn toktokkie - zn, ww tolbos - zn toneel Opm.: de betekenis van het Afrikaanse woord toets is dezelfde geworden als die van het Engelse woord test, en hebben we dus met een leenvertaling uit het Engels te maken: "Suid-Afrika het dag een van die eerste toets teen Pakistan oorleef." = Zuid-Afrika heeft dag een van de eerste testwedstrijd tegen Pakistan overleefd. "Die dokter het self die diabetestoets gedoen." = De dokter heeft zelf de diabetestest afgenomen. aan flarden gescheurde kleren kleine fabelfiguur die 's nachts je bed inkruipt om je te wurgen zn kever die hoorbaar met het achterlijf op de grond klopt (Dichtha spp. en Psammodes spp.); ww belletje trekken verzamelnaam voor soorten struikjes in droge streken, die van de grond los geraken en rollend door de wind worden meegevoerd: 'tumbleweed' toneel; plaats (v.e. misdrijf, gebeurtenis, ongeval) De tweede betekenis, die van 'plaats van misdrijf, gebeurtenis, ongeval', duidt op een semantische uitbreiding onder invloed van het Engels, dat ook in beide betekenissen scene gebruikt. We hebben hier dus te maken met een Engelse leenvertaling. toom - zn toor - ww toordery toordokter - zn toornaar toring - zn torring - ww tou opgooi - ww toustaan - ww touwys maak (iemand ~ maak) bit (deel v.h. hoofdstel voor in de bek v.e. paard) toveren Vgl. 'betower' toverij / tovenarij medicijnman, traditionele genezer in Afrika Vgl. 'sangoma' tovenaar toren; toorn tergen, kwellen (aan iemand torring = iemand kwellen, lastigvallen) de moed laten zakken in de rij staan Vgl. Eng. 'to stand in line' iemand wegwijs maken storen, 'raken' (Dit traak my nie = het stoort mij niet - vgl. 'traak-my-nie-agtig' en 'traak-my-nietraak agtigheid' en 'steur') onverschillig, onvermurwbaar, (ten onrechte) onkwetsbaar; onverschilligheid, traak-my-nie-agtig; traak-myonvermurwbaarheid, de illusie dat je nie-agtigheid onkwetsbaar bent ("hierdie siniese man het 'n traak-my-nie-agtige houding") transformeren, omvormen transformeer treffer trek - ww trek - zn trekklavier - zn trek op troei! (vooral m.b.t. het ontdoen van Zuid-Afrika van blanke symbolen, oude plaats- en straatnamen, het doorvoeren van 'positieve discriminatie' tegen blanken, enz.). Zie ook bij regstel en bemagtiging. hit (muziek) verhuizen (denk maar aan Die Groot Trek in 1838) zone accordeon Vgl. 'konsertina' op iemand lijken terug! (tegen paarden, ossen) Zie ook 'tru!' en 'hokaai' troeteldier tromme zn huisdier (hond, kat, cavia, enz.) drums vrachtwagen trok zn Vgl. Eng. 'truck' Vgl. 'lorrie' tronk zn tronkvoël zn gevangenis, bajes, nor, lik bajesklant tru! trurat truspieël tuimeldroër tuinmaak tuis tuis gaan tuiste zn Tuk/Tukkie (mv. Tuks/Tukkies) twak tweegatjakkals tydperk terug! (tegen paarden, ossen) Zie ook 'troei!' en 'hokaai versnelling voor achteruit in ~ = in z'n achteruit, op de achteruitstand achteruitkijkspiegel droogtrommel Vgl. Eng. 'tumble drier' tuin aanleggen thuis (bijw.) logeren Zie ook 'oorslaap' en 'loseer' thuis, tehuis, onderkomen student van de Universiteit van Pretoria tabak; ook: nonsens doortrapte meeprater periode Opm.: Wat in het Nederlands 'tijdperk' betekent, is in het Afrikaans 'era'. Het Afrikaanse 'tydperk' kan ook, bijvoorbeeld, een tijdspanne van twee maanden beslaan, en niet miljoenen jaren, zoals in het Nederlands. ("In die tydperk van einde Mei tot einde Junie het ons reen gehad.") (Vgl. 'era') U ui - zn uintjie ui inheems bolgewasje dat vooral tussen het gras groeit (Moraea spp.) Het woord is verwant aan het Ned. woord ajuin, 'ui'. uitdruk - zn uitdruk - ww uitduik - ww uitgetel uitgevat - bn uithaleruithangplek - zn uitken - ww uitdraai (v.e. printer) uitdraaien, afdrukken (v.e. printer) uit het water halen, opvissen, uit het water vissen, uit het water redden 'Vir vanaand het ons vars krewe uitgeduik uit die see!' = 'Voor vanavond hebben we verse kreeften uit zee opgevist!' 'Hulle het onsuksesvol geprobeer om die denkelinge uit te duik.' = 'Ze hebben zonder succes geprobeerd de drenkelingen aan boord te brengen / aan wal te brengen.' moe, uitgeput chique gekleed voortreffelijk "Jou dogter is sommer 'n uithalerstudent" uitgaansgelegenheid identificeren, herkennen 'Hoe kan 'n mens giftige sampioene uitken?' = 'Hoe kun je giftige paddestoelen identificeren / herkennen?' uitstappen; tegen (een berg) opklimmen; uitklimmen uitlander - zn buitenlander met rust laten ('Los my uit!' 'Jy moet die uitlos - ww vroumense uitlos') uitoorlê - ww overtroeven uitrusters - zn kledingwinkel uitsaai - ww uitzenden (radio/tv) uitsaaikorporasie - zn omroepstichting uitsak (die reën sak uit) - ww het regent uitstalkas - zn vitrine, etalage uitstalling - zn expositie, tentoonstelling uittree - ww aftreden uitdossen; met iemand uitgaan (café, restaurant) uitklim - ww uitvat - ww 'Ek vat my meisie uit vir 'n ete.' = 'Ik neem mijn vriendin uit eten.' Opm.: Verbindingen met het werkwoord 'vat' gelden als een informele variant van 'neem'. 'Ek neem my meisie uit vir 'n ete' klinkt dan ook iets sjieker. uitvee - zn uitvegen, schoonvegen, uitwissen; wissen, verwijderen (van data, e-postberichten, enz.) uitveër gummetje 'uitvee' wordt een op een gebruikt met het Engelse werkwoord to erase. uitveër is een leenvertaling van Eng. 'eraser' V vaak / vakerig vaar slaperig Opm.: In Nederland, Katwijk, is dit woord ook heel gebruikelijk om er 'slaperig' mee uit te drukken. De algemeen-Nederlandse betekenis van 'vaak' (dikwijls) moet in het Afrikaans met 'dikwels' of 'baie' uitgedrukt worden (zie aldaar). varen (ook: presteren "Hoe het die sokkerspan gevaar?") Vgl. Eng. 'to fare' vadoek valskerm van vandeesweek vanieljegeursel - zn theedoek parachute achternaam deze week vanille-essence vanochtend, vanmorgen, deze ochtend vanoggend (spr. 'va-oggend') ("Goeiemore! Hoe gaan dit met jou vanoggend?") vanselewe / vammelewe van vroeger, lang geleden varing vark - zn varkie - zn varkoor/varkblom varktjop varkvleis vars vas vasbrand vasbyt - ww vasgevang vaskeer vassteek (in die modder-) vastrap vastrapplek vasval vasvat vasvrawedstryd vat - ww vatlappie vatterig vee / veeg - ww veër vel vellies - zn veldfliek veldtog veloorplanting velskoene verband ('n ~ op jou huis) varen (zelfst.nw) varken big, biggetje aronskelkachtige (< varkensoor); Zantedeschia aethopica varkenskarbonade varkensvlees vers, fris; jofel (vooral in ontkenningen: "nie 'n vars plek nie" = niet een jofele plek) stevig, vast, snel vastlopen Volhouden, doorzetten, zich vastbijten (in iets) gevangen iem. in het nauw drijven, klemrijden vast blijven zitten; ook vastmaken (met spelden) snelle dans bij Boeremusiek steunpunt in de modder vastzitten stevig vasthouden quiz pakken, nemen, vatten, snappen/begrijpen pannenlap handtastelijk, plakkerig, te aanhalig vegen Vgl. 'uitvee' bezem huid Opm.: Het Afrikaanse woord 'huid' betekent in het Nederlands alleen gevilde dierenhuid Vgl. 'huid' en ' kopvel' leren, effen schoenen met zachte zolen (zie ook velskoene) bioscoop in de open lucht (vgl. inryteater) veldtocht; campagne "Ondersteun ons verkiesingsveldtog!" huistransplatatie leren, effen schoenen met zachte zolen (zie ook vellies) hypotheek Opm.: deze Zuid-Afrikaanse betekenis van 'verband' heeft een equivalent in het Zuid-Afrikaans Engelse 'bond', dat ook hypotheek betekent. Elders in de wereld zegt men 'mortgage'. Dit is typisch Zuid-Afrikaans. verbandkoers verbruiker hyptheekrente consument consumenten- verbruikers- verbruikersregte = consumentenrechten verbruikersvriendelik = consumentvriendelijk verbruikerswenke = consumententips verbypad snelweg om een stad passeren, inhalen (in het verkeer) verbysteek Opm.: op tweebaanswegen ziet men op verkeersborden staan: Hou links, steek regs verby / Keep left, pass right jou vererg (verêre) - ww vergasser vergek; vergek hou verhoog verhoogvrees/plankevrees verkeerskonstabel verkeerswisselaar verkies verklaring verkleurmannetjie verknorsing verkoeler verkoopsbestuurder verkoopsdame zich ergeren carburateur voor de gek houden toneel, podium plankenkoorts verkeersagent knooppunt prefereren, liever hebben aangifte doen bij de politie kameleon moeilijkheid radiateur salesmanager verkoopster iemand iets kwalijk nemen, de schuld geven verkwalik - ww verkyker verlaas verlangs - bn, bw Vgl. 'blameer' verrekijker (het Afrikaans kent dus niet dat nep-Zuid-Afrikaanse woord 'loerpypie'!) voor het laatst ver (inz. verre familie); via-via Als bijvoeglijk naamwoord: "Paul Kruger is verlangse familie van my" Als bijwoord: "Verlangs het ek hierdie nuus gehoor" verleden, vorige verlede - bn "Verlede week het hy tot daardie gevolgtrekking gekom" = "Vorige week kwam hij tot die conclusie". verleë vermaaklikheid in verlegenheid gebracht amusement vermanend spreken vermaan " 'Moenie dit sê nie!', vermaan sy hom" = "'Je mag dat niet zeggen!', zei ze hem vermanend" vermeer, vomeer - ww braken vermoë vermogen Vgl. 'opgooi', 'vomeer' dravermoë = draagvermogen verneuk (gemeenz.) verniet - bn verpes bedriegen gratis, vergeefs, tevergeefs Dis verniet vir jou = 'Voor jou is het gratis' Was al julle swaarkry dan verniet? Dit kon tog nie verniet gewees het nie! = 'Hebt gij zoveel tevergeefs geleden? Indien maar ook tevergeefs!' (Galaten 3:4) verachten ("Ek verpes leuenaars" = "ik veracht leugenaars" Vgl. 'bederf'. verrinneweer verwoesten vers versiersuiker verskoon my asseblief verslankingskuur vaars poedersuiker excuseert U mij alstublieft vermageringskuur gek, belachelijk, lichtzinnig, melig verspot Vgl. rinneweer Vgl. mallerig, mal, katools verspreiding, distributie verspreiding - zn ("Die verspreidingsnetwerke in Afrika is verbeter" = "De distributienetwerken in Afrika zijn verbeterd") verstaan verstaan; ook: begrijpen verbergen, verstoppen versteek Opm.: Dit woord wordt, met 'wegsteek', gebruikt waar men in het Nederlands gewoonlijk 'verstoppen' zou zeggen: "Hy het 'n mes in sy tasse versteek, maar die doeane het dit nie opgemerk nie" = "Hij had een mes in zijn koffers verstopt, maar de douane had het niet opgemerkt" "Die huis is versteek agter digte struike en bome" Vlg. 'wegsteek', 'wegkruipertjie', 'verstop' dichtstoppen, dichtslibben, dichtgeraken, verstoppen verstop vertikale blindings vertoonkamer verversings vervies (jou ~ oor) verwysingsraamwerk vet (bijv. nw.) vet - zn vetkoek Opm.: Dit woord wordt, uitsluitend in de zin van 'de doorgang verstoppen' gebruikt, en heeft dus niets met 'verbergen, wegsteken' te maken. : "Die buis is verstop met dik olie" "Almal se dreine sal verstop raak" = "De waterafvoerbuizen van iedereen zullen verstopt raken" Vlg. 'versteek', 'wegsteek', 'wegkruipertjie' lamellen showroom versnaperingen, voedsel kwaad worden over, zich zeer ergeren aan (vgl. vererg) referentiekader dik (van mensen) vet traditioneel gerecht van hompjes deeg uit tarwemeel, water, gist en zout, gefrituurd in olie en dikwijls doormidden gesneden en gevuld met kerriegehakt of iets anders hartigs. Het is vrijwel hetzelfde als (hartige) oliebollen. Vgl. 'koeksister' vetterig vierrigtingstop vierspoedratkas vies - bn vettig, vet (ook van haar) kruising zonder voorrang vier versnellingen hebbende versnellingsbak kwaad vies, vuil; afkeurenswaardig, walgelijk vieslik - bn Ek hou rêrig nie van vieslike grappe nie. Dit is vieslik om iemand te ontslaan omdat hy vet is. vigs aids (verworwe Vgl. MIV immuniteitsgebreksindroom) vingeralleen moederziel alleen koud of warm buffet vingerete Vgl. Eng. 'finger food' vinnig vir snel voor; tegen, naar, om, aan, 'voorwerpswoord' Opm.: Vir wordt veel meer gebruikt dan het Nederlandse 'voor', omdat het meer betekenissen heeft. Hier komt de verklaring: voor: "Hierdie koppie koffie is vir oupa" = Dit kopje koffie is voor opa" tegen: "Moenie vir my lieg nie" = "Je moet niet tegen mij liegen" tegen: "Jy kan dit maar vir my sê, hoor" = "Tegen mij kun je het zeggen, hoor" naar: "Ek geniet dit so om om vir jou te kyk" = "Ik geniet er zo van om naar jou te kijken" naar: "Nou moet jy mooi vir my luister, boetie!" = "Luister jij eens goed naar mij, jochie!" om: "Lekker lag ek nou vir jou aksent" = "Ik moet zo om jouw accent lachen" aan: "Gee dit asseblief vir my, en nie vir hom nie" = "Geef het alsjeblieft aan mij, en niet aan hem" (bij benadrukking van de meewerkende voorwerpen) aan: "Ek het dit mos vir hom gesê" = "Ik heb het nog aan hem gezegd" niet altijd vertaalbaar, bij meewerkend voorwerp: "Gee gou-gou vir my die biltongmessie" = "Geef (aan) mij gauw het biltongmesje" niet altijd vertaalbaar, bij meewerkend voorwerp: "Ek het vir hulle gevra of ons skoon komberse kan kry" = "Ik heb (aan hen) hun gevraagd of we schone dekens kunnen krijgen" niet vertaalbaar, bij lijdend voorwerp: "Ken jy vir Christo?" = "Ken jij Christo?" niet vertaalbaar, bij lijdend voorwerp: "Moenie vir my slaan nie, dit was nie ek nie" = "Je moet mij niet slaan, ik was het niet" Deze laatste, in het Nederlands onvertaalbare betekenis vindt zijn oorsprong waarschijnlijk in het Maleis-Portugees uit de begindagen van het Kaapse Hollands, dat later tot het Afrikaans zou uitgroeien. Voor de leerder van het Afrikaans is het handig te weten dat je de onvertaalbare vir bij een lijdend voorwerp meer moet invoegen, naar mate er meer sprake is van een lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld: "Ken jy vir Mandela?" kun je vertalen met: "Ken je Mandela persoonlijk?", terwijl "Ken jy Mandela?" eerder op te vatten is als: "Ben je bekend met Mandela?" In het Roemeens vindt men een soortgelijk syntactisch gebruik van een voorzetsel dat zijn eigen betekenis verliest omdat het gebruikt wordt voor het versterken van een persoon als lijdend voorwerp. Om een persoon in de accusatief te benadrukken, plaatst men er pe (dit betekent eigenlijk 'op') voor: "David l-a ucis pe Goliat" = "David heeft Goliath gedood" Dit is vergelijkbaar met de Afrikaanse zin "David het vir Goliat doodgemaak" vir oulaas visenteer voor 't laatst, nog even dan fouilleren vlag - vlaggen vlag - vlae Opm.: de Afrikaanse meervoudsvorm met de lange 'a' komt overeen met de Hollandse meervoudsvorm 'vlagen') vlakvark vlei vlerk vleuel vliegies vliegtuig ry vloed zn vloer vloerlap wrattenzwijn (inheemse, grofgebouwde zwijnachtige met wratachtige uitsteeksels aan schedel en slagtanden; Phacochoerus aethiopicus) (vgl. 'bosvark') moerassig gebied vleugel vleugel (alleen van gebouwen of groeperingen) kleine vliegjes in het vliegtuig zitten (vliegen) overstroming "Verlede jaar se vloede het 254 lewens geëis" Opm.: Op het eerste gezicht lijkt dit gebruik van vloed op een letterlijke vertaling uit het Engels. Echter, in het Nederlands kennen we dit ook. Men denke aan de SintElisabethsvloed in 1421. De meervoudsvorm vloede, zoals in het voorbeeld aangegeven, zou daarentegen wel kunnen duiden op een Engelse invloed. vlugvoos - bn verdieping, vloer dweil een jetlag hebbend vlugvoosheid - zn jetlag voël vogel (ook in de 'edele-delen' betekenis) Vgl. voos, vlugvoosheid, vuisvoos Vgl. voos, vlugvoos, vuisvoos voëlblom, kraanvoëlblom voertsek! voet: jou ~ !, se ~! voetjie-voetjie - bijw. voetjie-voetjie: ~ speel - ww voetoorgang voetslaanpad voggies (gemeenz.) Volksraad - zn volstruis - zn voltyds volvloermatte vomeer, vermeer - ww vonkelwyn vonkprop voor voor voorkeer voorkom - ww (klemtoon op voor-) voorkoms - zn voorskrif voorskoot Strelitzia reginae: paradijsvogelbloem ga weg! (< 'voort zeg ik') ben je gek/mal!, wat nou ~!, mooi niet!; ook: "Jy is verspot! Jy is mal!" "Tshwane se voet!" = Wat nou Tshwane!, "Vakansie? Jou voet!" = Vakantie? Mooi niet! / Vakantie? Ben je gek! voetje voor voetje, stapje voor stapje voetje vrijen (onder de tafel) zebrapad wandelroute borrel, neut, drankje Vgl. 'dop', 'regmakertjie' en 'sopie' Dit woord is een typisch voorbeeld van een eufemistisch gebruik van een woord voor iets dat als ongezond gezien wordt. Het gaat dan ook meestal om sterke, gedistilleerde drank. 'Vochtjes' zou de betekenis van dit wat omslachtige, ondeugende woord zijn. Taboewoordvorming heeft hier z'n werk parlement van verschillende voormalige ZuidAfrikaanse staten Men had de Volksraad van de Zuid-Afrikaansche Republiek, Volksraad van de Oranje-Vrystaat, Volksraad van de Unie van Zuid-Afrika, enz. struisvogel (ouder Nederlands vogelstruys > vroeg Afrikaans voëlstruis* > modern Afrikaans volstruis) full time vaste vloerbedekking braken Vgl. 'opgooi', 'vomeer' mousserende wijn, zoals champagne, op de Mithode Champenoise gebrouwen bougie Vgl. Eng. 'spark plug' voor, vóór Opm.: voor is het tegenovergestelde van na en agter. Het Nederlandse woord voor wordt, in andere betekenissen, meestal vertaald met vir. Zie aldaar. sloot tegenhouden overkomen, lijken, de indruk wekken Opm. Aangezien het Afrikaanse werkoord 'lyk' reeds de betekenissen van het Nederlandse 'er uitzien, lijken op', heeft 'voorkom' de betekenis die wij aan Ned. 'lijken' toekennen'. "Sy opmerkings kom ondeurdag voor, maar hulle is nie" = "Zijn opmerkingen komen ondoordacht over / lijken ondoordacht, maar zijn het niet" uiterlijk (dokters) recept schort voorstad voorste voorstedelike trein voort; voort- voos - bn vorentoe vorm, vorms (meervoudsvorm) vort vraat - zn vrek - ww vrekte vries vroetel vrot vrotsig vrug vrugte vrugteboord vrugtekelkie vry - ww buitenwijk vooraanstaande, beste "Kader Asmal was een van die ANC se voorste intellektuele reuse" trein naar de buitenwijken verder, voort; voort-, verder- doorOpm.: het woord wordt vaker gebruikt en de betekenis is er breder dan in het Nederlands. Dit komt doordat het Afrikaanse 'verder' meer 'daarnaast', 'overigens' en de vergrotende trap van 'ver' betekent. Gebruik 'voort-' ook in verbindingen waar wij 'verder-' of 'door-' zouden gebruiken: "Doen so voort!" = Ga zo verder! (compliment) / "Ek gaan voort met my werk" = Ik ga door met mijn werk / "Die finansiële verknorsing duur voort" = De financiële problemen duren voort) (Vgl. 'vort') zacht, zonder sap (van vruchten); slap, futloos Vgl. vlugvoos, vlugvoosheid, vuisvoos vooruit, naar voren, goede vorderingen makend; in de toekomst vorm, vormen (mv.) / formulier, formulieren (mv.) ervandoor; ~ wees met = ervandoor zijn met ("Nou is die dief vort met my motor!" / "En dan is dit weer vort." = En dan moeten we er weer vandoor. / "In Augustus is ek vort Port Elizabeth toe.") (Vgl. 'voort', 'waai') veelvraat (roofdiersoort); veelvraat (gulzige persoon) doodgaan (van dieren en planten) Hoewel vrek afgeleid is van Nl. verrekken, moet de verledentijdsvorm met ge- gevormd worden: "Ek was uitgeboer toe meeste van my vee en gewasse gevrek het". sterfte (onder dieren) "Daar is vrekte onder my beeste" vriezen wroeten (ver)rot; slecht naar ('n vrotsige kêrel) vrucht fruit, vruchten boomgaard fruitcocktail iem. het hof maken, flirten Opm.: ook in het Nederlands betekende 'vrijen' evenals nu in het Afrikaans - 'iemand het hof maken'. Op een gegeven moment werd 'vrijen' eufemistisch aangewend in de betekenis van 'geslachtsgemeenschap hebben'. Nu is 'vrijen' een gewoon synoniem daarvoor geworden en leeft de oude betekenis vooral voort in het zelfst. nw. 'vrijer', dat 'gegadigde' of zelfs, schertsend, 'geliefde' betekent. Waarskuwing vir Afrikaanssprekendes: in Nederlands beteken 'vrijen' deesdae geslagsgemeenskap hê. Indien vryf, vrywe - ww vrykamer vryskutjoernalis vryspring vuil vuilgoed vuilis vuisvoos - bn vul vullis vulstasie, petrolstasie vurk vuurhoutjie vuuryster vyg, vy mv. vye jy die Afr. betekenis van om te vry wil benader, sê liewers 'iemand het hof maken' of 'flirten'. aaien, wrijven Opm.: het Afrikaans kent ook het werkwoord aai, maar is tegenwoordig weinig gebruikelijk. Daarnaast betekent het iets anders, namelijk 'zachtjes strelen'. Aaien, wat minder zachtjes maar toch liefkozend is, moet derhalve vertaald worden met vryf. "Hy vryf sy meisie se blonde koppie." "Sy het die straathond gevryf waarna sy stert entoesiasties begin kwispel. Ai, die arme ding." logeerkamer freelance-journalist ontkomen aan vies, vuil de vuile was vullis, schorem, uitschot, persoon / personen van laag allooi Wat in het Nederlands vuilnis is, d.w.z. 'afval', is vullis in het Afrikaans (zie aldaar). Vgl. 'vullis' en 'afval'. moegestreden, murw (van het strijden, protesteren) "Vuisvoos gebruikers" = moegestreden consumenten Vgl. voos, vlugvoos, vlugvoosheid veulen vuilnis Wat in het Nederlands vullis is, d.w.z. 'schorem', 'uitschot', 'persoon van laag allooi', is vuilis in het Afrikaans (zie aldaar). Vgl. 'vuilis' en 'afval'. tankstation Vgl. Eng. 'filling station' vork lucifer pook vijg, vijgen mv. Vyg is de gewone, bekende, eetbare vijg (Ficus). Vygie en vy, daarentegen, zijn verzamelnamen voor de talrijke vetplanten die tot de familie der Aizoaceae [voormalige Mesembryanthemaceae] behoren en straalbloemen hebben. Denk bijvoorbeeld aan de hottentotvijg = hotnotsvy of suurvy) W wa waai waai (gaan ~ ) waaier waarborg waatlemoen waffers (nie ~ nie) wag-'n-bietjiebos - zn wagen waaien, zwaaien (met hand) weggaan, vertrekken ("Ek gaan nou waai!" = Ik ga nu weg!) (Vgl. 'vort') ventilator garantie watermeloen (vgl. spanspek) niet erg mooi boom met haakvormige doornen (als men erlangs loopt, walgooi (teen iets ~) wapenlisensie warmerig warmfles wasgoeddraad wasgoedpennetjie waterblommetjie waterblommetjiebredie watwonders weduwee weeksdag weens wegkruipertjie - ~ speel wegneemetes wegskram (vir iets) wegsteek welsand, willesand wen werf werk werk / werke werskaf - ww wewenaar wildebees wil-wil - ww wildehond wildsplaas - zn win wingerd wingerdstok winskopie wisselaar witblits witgatboom witseerkeel blijft men haken; a.h.w. 'wachten') proberen tegen te houden vuurwapenvergunning nogal warm thermosfles waslijn wasknijper Kaapse waterlelie, wateraar (Aponogeton distachyos) Het plantje drijft op het water en draagt mooie, witte aartjes als bloeiwijze) traditionele stoofpot bereid uit de Kaapse waterlelie (Aponogeton distachyos) buitengewoon ('n watwonderse kêrel) weduwe doordeweekse dag, werkdag Vgl. Eng. 'week day' wegens verstoppertje spelen Vlg. 'versteek', 'wegsteek', 'verstop' take-away-dinner, eten om mee te nemen terugdeinzen verbergen, wegsteken, verstoppen Opm.: 'verstop' heeft in het Afrikaans een andere betekenis (zie aldaar). Vlg. 'versteek', 'verstop', 'wegkruipertjie' drijfzand winnen (spel), verslaan erf, werkplaats bouwplaats ("bouwerf") werk werk; baan / banen (dus: 'Ek het geen werk nie') druk bezig zijn ("Ek het die hele dag in die kombuis gewerskaf", "Ons woel en werskaf so om voor sewe uur klaar te wees") weduwnaar gnoe aarzelend willen ("Die son wil-wil deurkom, maar die winter is nog nie verby nie") jakhalshond Afrikaans safaripark, vaak met hotelvoorzieningen, waar men georganiseerd op inheemse dieren kan jagen (in)winnen, iets op iemand overwinnen wijngaarde, druivenplant wijnstok koopje, aanbieding knooppunt (verkeer) Vgl. Eng. 'interchange' gedistilleerde (60%) Boeren-kruidendrank (vgl. mampoer boomsoort met gele onderkant (Boscia albitrunca) difterie wys huwelijksreis, wittebroodsweken Ons was op wittebrood in Mauritius. Dit was heerlik. = Wij waren op huwelijksreis in Mauritius. Het was heerlijk.) kracht, pit, energie "Hy is 'n man vol = Hij is een man vol pit." "Watter bier wil jy hê? Die een met woema? Hy het 9 persent alkohol." = Welk bier wil jij? De een met pit? Die heeft 9 procent alcohol." zich afvragen (Ek wonder wat gaan aan = Ik vraag me af wat er aan de hand is) fantastisch, geweldig flat, appartement flatgebouw caravan Vgl. 'karavaan' camping tekstverwerker wurgen / worgen zorgen, problemen Dit woord is niet officieel en beperkt zich tot jongerentaal en slang broodje worst Vgl. Eng. 'sausage roll' heus, echt, waarachtig, warempel (Maar wraggies, my vriend, julle gaan swaarkry" = "Maar echt, mijn vriend, jullie gaan het zwaar krijgen" worm, wormen poes, vrouwtjeskat leeuwin (ww) laten zien, (ver-)tonen ("Ek sal jou 'n bietjie wys hoe om dit te doen" = "Ik zal je even laten zien hoe je het moet doen" "Ons nuwe televisiestasie sal net kinderprogramme wys" = Onze nieuwe televisieomroep zal alleen maar kinderprogramma's vertonen") wyster, wyser Opm.: Het heeft er alle schijn van dat wys semantisch gezien de eigenschappen van het Engelse werkwoord to show heeft aangenomen, en dat we dus met een anglicisme te maken hebben. wijzer (op een klok) wittebrood - zn woema wonder (ww) wonderlik woonstel woonstelblok woonwa woonwapark woordverwerker worg - zn worries worsrolletjie wraggies wurm, wurms wyfiekat wyfieleeu X X-strale röntgenstralen Y yskas ys yslik Ystergarde koelkast (zn) ijs; (ww) vriezen (bijv. nw.) enorm, vreselijk groot IJzergarde Paramilitaire tak van de Afrikaner Weerstandsbeweging (AWB). Waarschijnlijk vernoemd naar de gelijknamige ystervark ystervarkpatat IJzergarde (Garda de Fier) in het Roemenië van het interbellum stekelvarken klimplant die verwant is aan en gelijkt op de heggerank Kedostris nana van de komkommerfamilie Cucurtibaceae) uit de provincie Oost-Kaap. Tweehuizig, groene bloemetjes, vlezig blad, rankende stengels, dikke wortelknol Z zebrastrepe ziets - ww zol zebrapad onverwachts steken (zoals een insect doet) joint, stickie (drugs) ("Fanie, ons moet gesels. Daai is nie die ruik van braaikruie nie. Ek kén die ruik van 'n zol."= "Fanie, we moeten praten. Dat is niet de geur van barbecuekruiden. Ik kén de geur van een joint.") Vgl. 'dagga', 'boom' en 'skyf' Voorschoten, Marcel Bas Online gezet op 4 november 2002 - uitgebreid op 21 november 2015