Preview only show first 10 pages with watermark. For full document please download

Mondig Brussel. Brusselse Thema S 3

Mondig Brussel Piet Van de Craen (red.) Mondig Brussel Brusselse Thema s 3 Thèmes Bruxellois Brussels Themes VUBPRESS Omslagontwerp: Danny Somers Boekverzorging: Boudewijn Bardyn Copyright 1998 VUBPRESS

   EMBED

  • Rating

  • Date

    May 2018
  • Size

    2.1MB
  • Views

    9,580
  • Categories


Share

Transcript

Mondig Brussel Piet Van de Craen (red.) Mondig Brussel Brusselse Thema s 3 Thèmes Bruxellois Brussels Themes VUBPRESS Omslagontwerp: Danny Somers Boekverzorging: Boudewijn Bardyn Copyright 1998 VUBPRESS Brussel ISBN NUGI 641 D / 1998 / 1885 / 005 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Inhoud Brussel als voorbeeld van een officieel tweetalige stad in een multicultureel perspectief. Bij wijze van inleiding 7 Piet Van de Craen Communautaire spanningen tijdens een stembusgang: de gemeenteraads-verkiezingen van 11 oktober 1970 in Brussel-19 tegen de achtergrond van de derde grondwetsherziening 11 Ann Mares Reclame en tweetaligheid in Brussel. Een empirisch onderzoek naar de spreiding van Nederlandstalige en Franstalige affiches 45 Veronika Wenzel Het taalgebuik in het Brusselse bedrijfsleven 75 Doris Panowitsch De problemen van kinderen uit niet-nederlandstalige en taalgemengde gezinnen in het Nederlandstalige onderwijs in Brussel 119 Elke De Belder en Veerle Huyge Het Nederlands van Fransstaligen in het Brusselse Nederlandstalige basisonderwijs 149 Piet Van de Craen en Veerle Huyge Brussel: Dialect in stad en rand 167 Sera de Vriendt en Roland Willemyns The Bulletin: een adequaat integratiemiddel voor Engelstaligen? 179 An Van Hamme TV-Brussel en Télé Bruxelles:twee kleine zenders op Brusselse bodem 219 Steve De Coninck-De Boeck 5 Piet Van de Craen Brussel als voorbeeld van een officieel tweetalige stad in een multicultureel perspectief. Bij wijze van inleiding Brussel is een interessante stad, aldus begint een van de bijdragen uit deze bundel. Het lijkt een cliché en een waarheid als een gezonde koe maar in een tijd waarin sommigen hun interesse voor Brussel lijken te verliezen, omdat ze het politieke gehakketak beu zijn of, omdat het beeld van Brussel als meertalige en multiculturele stad ze angst inboezemt, is Brussel interessanter dan ooit. En dit zowel op het politieke als op alle andere vlakken. De situatie van Brussel loopt namelijk parallel met de ontwikkeling van de grootsteden in de (westerse) wereld en dit heeft verstrekkende gevolgen als we beseffen dat wordt voorspeld dat tegen het jaar 2025 wereldwijd twee mensen op drie in een stad zullen wonen (Paquot 1996). De vragen die de mensheid dient op te lossen over de demografische problematiek, de pollutie, de delinquentie, de gettovorming, het onderwijs en de taalsituaties gelden voor Brussel maar gelden mutatis mutandis ook voor de rest van de wereld. Vandaar dat het Centrum Brussel, opgericht in 1977, een belangrijke rol vervult. De centrale vraag m.b.t. Brussel is: welke krachten en krachtlijnen bepalen aan het einde van de twintigste eeuw een stad die zich naast hoofdstad van Europa, ook hoofdstad van België en hoofdstad van het Vlaamse Gewest mag noemen? Voorliggende verzameling artikelen is meer dan een toevallige greep uit het voorradige wetenschappelijke aanbod en kan uiteraard niets anders dan een deelantwoord op bovenstaande vraag bieden. In feite zijn het studies die variëren op één thema, met name de rol en de evolutie van de tweetaligheid in Brussel in het licht van (1) de politiek (Ann Mares), (2) de reclame (Veronika Wenzel), (3) het bedrijfsleven (Doris Panowitsch), (4) het onderwijs Elke De Belder, Veerle Huyge en Piet Van de Craen), (5) publikaties (An Van hamme), (6) de media (Steve De Coninck-De Boeck en (7) de sociolinguïstiek (Sera De Vriendt en Roland Willemyns). Het is overbodig te refereren aan het belang van de taalsituatie in Brussel, daarvan getuigen de talrijke volumes Taal en sociale integratie, de voorloper van de huidige reeks Brusselse thema s. Niet overbodig is evenwel te wijzen op de belangrijke evolutie die Brussel vanaf de jaren zeventig op dit vlak heeft doorgemaakt. Het is deze evolutie die centraal 7 Piet Van de Craen staat in dit boekdeel. Laat ik proberen op de inhoud ervan enige commentaar te leveren. In vele opzichten is de taalevolutie in Brussel een fraai voorbeeld van een tegenintuïtieve gang van zaken. Ik verklaar me nader. Na het verbod in 1947 om talentellingen uit te voeren gaven sommigen geen cent meer voor de toekomst van het Nederlands in Brussel. De economische evolutie van Vlaanderen gekoppeld aan de taalwetten van begin jaren zestig hebben echter voor een ander beeld gezorgd. Het Nederlands blijkt springlevend in Brussel en de impact van de taal neemt toe. Maar tussen deze vaststelling en de vernederlandsing van Brussel, zoals door sommige Nederlandssprekenden wordt gehoopt en door sommige Franstaligen wordt gevreesd, ligt een wereld van verschil. Brussel vernederlandst niet. In Brussel neemt na een lange periode van verfransing de belangstelling voor het Nederlands toe. Dit leidt echter niet tot een vernederlandsing van de stad wel tot de toename van een tweetalig(er) (straat)beeld en tot het toenemende gebruik van het Nederlands in tot dan toe bijna uitsluitend Franstalige omgevingen. In deze zin en met het nodige respect voor de historische verschillen tussen beide steden laat Brussel zich uitstekend vergelijken met een stad als Barcelona waar na een lange periode van Castilianisering vanaf 1975 een periode van Catalanisering op gang kwam. Het is verder opmerkelijk om te zien hoe in vele gevallen de evolutie van Brussel zich onttrekt aan de ideeën van heel wat politici die niet met de Brusselse taalsituatie vertrouwd zijn. Anders dan bijvoorbeeld in Catalonië het geval is, kunnen in Brussel veel minder parallellen worden gevonden tussen het stemgedrag en het taalgebruik. De terugval van het aantal stemmen op Nederlandstalige kandidaten in 1970, zoals door Ann Mares in deze bundel wordt onderzocht, betekent m.a.w. geen terugval van het gebruik of prestige van het Nederlands in de hoofdstad maar hangt nauw samen met persoonlijke politieke overtuiging en lokale situaties, zoals Mares aangeeft. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 konden we overigens een lichte stijging van het aantal stemmen op tweetalige lijsten vaststellen terwijl eentalige Nederlandstalige lijsten een licht verlies incasseerden. Belangrijker dan het politieke getouwtrek is de evolutie op het terrein. In dit verband is het onderzoek van Doris Panowitsch bijzonder interessant. De auteur is een buitenstaander en kende Brussel niet goed toen ze aan het onderzoek begon. Ze had zich op grond van lectuur een beeld gevormd van de stad en het taalgebruik in het algemeen en het Brusselse bedrijfsleven in het bijzonder. Het is boeiend om te zien hoe haar hypothesen keer op keer worden weerlegd door de feitelijke situatie en hoe de auteur tijdens haar onderzoek haar ideeën bijstuurt. Dit is een staaltje van wetenschappelijke eerlijkheid waarvoor ze alle lof verdient. Haar conclusies zijn belangrijk: het Nederlands en het Frans worden bij de economische bedrijvigheid door de twee door haar onderzochte en als exemplarisch voorgestelde bedrijven als gelijkwaardige taalvarianten aangezien. Een belangrijke rol is tevens weggelegd voor tweetaligheid. 8 Bij wijze van inleiding Ook is het niet zo dat het kaderpersoneel automatisch en/of uitsluitend Franstalig zou zijn. Bij jongeren treffen we heel wat tweetalige taalvaardigheid aan en de taalkeuze is afhankelijk van de spreker en niet van de hiërarchische positie die hij of zij bekleedt. Tenslotte stelt ze vast dat het Frans niet per definitie de taal van de sociale promotie is. In hetzelfde verband deed Veronika Wenzel een reduplicatie-onderzoek (cf. Tulp 1977) aangaande de verspreiding van Nederlandstalige, Franstalige en eventueel anderstalige of tekstloze affiches in het Brusselse straatbeeld. Hierbij bestreek ze heel wat terrein van zuid naar noord. Haar resultaten bevestigen en verfijnen Tulips conclusies. Het straatbeeld is dominant Frans maar dit is afhankelijk van de plaats in de stad. Het is opmerkelijk hoe weinig tweetalige affiches er worden aangeplakt. Net zoals er haast geen tweetalige boeken worden gepubliceerd, lijken adverteerders en reclamebureaus tweetaligheid te vermijden. Deze bevinding is in strijd met de vaststellingen van Vanneste (1989) die voor wat de Gouden Gids betreft, aantoonde dat de evolutie van de aankondigingen veeleer in de richting van tweetalige advertenties gaat. De angst (?) van de straatadverteerder voor tweetaligheid, lijkt dan ook een geschikt onderzoeksobject voor de toekomst. Dieper in de mediawereld graaft Steve De Boeck-De Coninck met een indringende analyse over de twee lokale televisiezenders: Télé Bruxelles en TV Brussel. Opmerkelijk is het verschillende karakter van beide zenders. Neigt Télé Bruxelles politieke ideologie inbegrepen naar de RTBF dan heeft TV Brussel veeleer VTM trekjes. Maar er is meer. Voor TV Brussel is Brussel een tweetalige stad en dit wordt als dusdanig uitgedragen maar voor Télé Bruxelles is Brussel vooral een Franstalige stad. Dit vertaalt zich in geen of weinig aandacht voor Nederlandstalige gebeurtenissen en geen of weinig aandacht voor het Nederlands tout court. In het artikel wordt niet aangetoond of dit het resultaat is van een bewuste taalpolitiek die door de zenders wordt gehanteerd of dat dit veeleer de vertaling is van een beleid dat ook de grotere Franstalige zenders kenmerkt. The Bulletin is een Brussels tijdschrift dat in het Engels verschijnt. An Van hamme stelde zich de vraag in hoeverre dergelijk tijdschrift een segregerende dan wel een integrerende functie uitoefent. De vraag is moeilijk en valt niet eenduidig te beantwoorden omdat de begrippen segregerend en integrerend diffuus en moeilijk te operationaliseren zijn. Haar conclusie is dan ook voorzichtig. Er zijn aspecten van beide merkbaar maar een duidelijke lijn zit er toch niet in. Het tijdschrift is op zichzelf bijzonder interessant. Weinig steden kunnen er zich op beroemen door buitenstaanders week na week te worden doorgelicht. Het is in dit verband jammer te noemen dat de auteur bepaalde columns niet in haar analyse betrok en bijna uitsluitend de politieke aspecten onderzocht. Een stad is veel meer dan politiek en de culinaire en culturele aspecten die in The Bulletin telkens uitvoerig worden belicht vertellen meer dan de afstandelijke, vaak erg Britse, cynische commentaar op het politieke leven in dit land. Segregatie en integratie dekken ongetwij- 9 Piet Van de Craen feld maar een deel van de impact van The Bulletin. Ongetwijfeld kan ook hier nog belangrijk onderzoek worden verricht. Het onderwijs is in Brussel voorwerp van aanhoudende zorg. Het Nederlandstalige onderwijs te Brussel vertoont diverse kenmerken die eigen zijn aan grootstedelijke ontwikkelingen maar vertoont daarnaast erg specifieke aspecten eigen aan het bijzondere statuut van de stad. De studies van Elke De Belder, Veerle Huyge en Piet Van de Craen proberen inzicht te verschaffen in de problemen van het toenemende aantal anderstalige meestal Franstalige leerlingen op de lagere school. In vele scholen overstijgt het aantal anderstaligen het aantal van huize uit Nederlandstaligen wat tot gevoelige verschuivingen leidt in het karakter van de school. Dit is enerzijds een erg verheugende ontwikkeling en wijst o.m. ook op het toenemende belang van tweetaligheid. Anderzijds creëert deze situatie nieuwe problemen waarop moedertaalleraren niet altijd zijn voorbereid. Het is duidelijk dat recepten niet voor het grijpen liggen maar dat een nauwkeurige afweging van de onderwijsleersituatie in een meertalige context een aanzet biedt. De uitwerking van taalbeleiden wordt dan ook als oplossing naar voren geschoven. Het laatste artikel dat hier wordt voorgesteld behandelt de rol van het Brusselse dialect. Merkwaardig genoeg is het Brussels of juister, zijn de Brusselse dialecten, doorheen de tijd bijzonder stiefmoederlijk behandeld. De Vriendt & Willemyns laten zien hoe en waarom dit is gebeurd. Tevens geven ze aan hoe de specifieke contactsituatie waarin het Brussels al eeuwenlang verkeert een rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van de streektaal. Deze bundel vormt een homogene bijdrage tot de studie van de Brusselse taalsituatie. In het licht van eerdere studies toont hij overtuigend aan hoe de Brusselse taalsituatie voortdurend aan verandering onderhevig is en hoe over een periode van twintig jaar Brussel evolueerde van een eentalig Franse stad naar een nadrukkelijkere aanwezigheid van tweetaligheidskenmerken en bijgevolg met het Nederlands op een meer prominente plaats. In een tijd waar de Europese Unie pleit voor kennis van minstens drie Europese talen is het goed te beseffen dat in Brussel de taalschat voor het grijpen ligt. Aan ons om er nuttig gebruik van te maken. Referenties Paquot, T. (éd) (1996) Le monde des villes. Panorama urbain de la planète. Editions complexe. Tulp, (1977) Vanneste 10 Ann Mares Communautaire spanningen tijdens een stembusgang: de gemeenteraadsverkiezingen van 11 oktober 1970 in Brussel-19 tegen de achtergrond van de derde grondwetsherziening 1 De reikwijdte van gemeenteraadsverkiezingen gaat veel verder dan het louter lokale belang, zo blijkt uit diverse onderzoeken. 2 Een analyse van de gemeenteraadsverkiezingen in Brussel-19 uitgerekend op een moment waarop de Brusselse problematiek in regeringsonderhandelingen het belangrijkste communautaire struikelblok vormde voor een oplossing van de communautaire twisten leek ons daarom een uitermate interessant uitgangspunt. 1. Aanknopingspunten met bestaande onderzoeksmethodes Politieke commentatoren en politici grijpen kiesmomenten aan om vergelijkingen te maken met vorige verkiezingen of transponeren de uitslagen van plaatselijke verkiezingen naar een nationaal kader. Op die manier hopen ze de slagkracht of de zwakte van meerderheid of oppositie in de verf te zetten. De gemeenteraadsverkiezingen van 1970 vormen hiervoor een perfecte illustratie: uit vrees voor een electorale afstraffing trachtten de regeringspartijen (CVP-PSC-BSP) de uitsluitend gemeentelijke inzet van de verkiezingen te beklemtonen, terwijl de oppositie, in casu de liberalen en de taalpartijen, vooral hun betekenis als test voor het gevoerde nationale beleid benadrukten. Onderzoek naar de verstrengeling van de lokale en nationale politiek kadert in de recent toegenomen belangstelling van politicologen en historici voor de lokale geschiedenis voor de gemeente als 'kloppend hart van de democratie'. De verkiezingen, als ultieme barometer voor maatschappelijk-politieke veranderingsprocessen 3, vormen daarbij meestal het uitgangspunt, niet in het minst omwille van het grote aantal kwantificeerbare gegevens dat zij opleveren, gegevens die vergelijkingen in tijd en ruimte mogelijk maken. Verkiezingen in het Brusselse krijgen boven- 11 Ann Mares dien als toegevoegde waarde dat zij, sinds de afschaffing van de talentellingen, worden aangegrepen als één van de meest zichtbare en direct politiek significante parameters voor de Nederlandstalige aanwezigheid in de hoofdstad en vooral voor het (taal)bewustzijn van de 'Vlaamse' 4 kiezers. Deze redenering houdt echter het gevaar in het stemgedrag te reduceren tot een loutere uiting van taal-identificatie, zonder rekening te houden met de politiek-ideologische waarden, de plaatselijke belangen en de personaliteiten (het zgn. 'burgemeestereffect') die op het lokale nog meer dan op het nationale vlak de uitslagen in grote mate bepalen. Daarnaast zijn er heel wat aanwijzingen dat bij lokale verkiezingen de getalsterkte van de minderheidsgemeenschap, in casu de Nederlandstaligen in Brussel, niet op dezelfde manier tot uitdrukking komt als bij de nationale of Europese verkiezingen. Naarmate het beleidsniveau daalt, verminderen de scores van de Vlaamse lijsten. 5 Vergelijkingen tussen lokale en nationale verkiezingen zijn in ons land, omwille van de verschillende kiesomschrijvingen bovendien sowieso een bijzonder hachelijke onderneming. Verscheidene andere invalshoeken kunnen worden gehanteerd om de graad van relatieve autonomie van de twee beleidsniveau's na te gaan. Een veel geciteerde methode is de schaal die de Leuvense politicoloog Wilfried Dewachter ontwikkelde om de verkiezingsgestalte per gemeente te meten. Deze methode gaat uit van de bij de verkiezing aanwezige politieke lijsten. De schaal varieert van verkiezingen zonder strijd aan de ene kant tot verkiezingen met een overwegend nationale verkiezingsgestalte aan de andere kant en daartussen in verkiezingen met een uitsluitend plaatselijke verkiezingsgestalte, met een overwegend plaatselijke verkiezingsgestalte en met een gemengde verkiezingsgestalte. 6 Aan de hand van deze methode bleken de Brusselse gemeenten bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1964 en 1970 voor 90% gekenmerkt door een overwegend nationale verkiezingsgestalte. Slechts in 10% van de gemeenten was er sprake van een gemengde verkiezingsgestalte. 7 De Brusselse gemeenten waren bijgevolg hoofdzakelijk het strijdtoneel van nationale partijen, terwijl kleine lokale partijen er slechts in beperkte mate deelnamen aan de kiesstrijd. Eerder al toonde Dewachter een direct verband aan tussen de verstedelijkingsgraad en de penetratiekracht van de nationale partijen in de gemeenten. In verstedelijkte kernen, zoals Brussel-Hoofdstad, spelen nationale partijen een relatief grotere rol. 8 De Brusselse gemeenten zouden worden gekenmerkt door een relatief grote politieke instabiliteit, niet alleen als gevolg van de hoge urbanisatiegraad, maar ook door de taaldiversiteit die er een verhoogde politieke competitie in de hand werkt. 9 Politicoloog Kris Deschouwer mat de stabiliteit van de Brusselse partijsystemen aan de hand van de benamingen van de kandidatenlijsten tussen Hij stelde vast dat de verkiezingen van 1970 een opvallend hoge mate van instabiliteit vertoonden, d.w.z. dat de lijsten die zetels bekwamen in belangrijke mate verschillend waren van die welke 12 De gemeenteraadsverkiezingen van 11 oktober 1970 in Brussel-19 in 1964 gemeenteraadsleden opleverden. 10 De voornaamste oorzaken hiervoor waren enerzijds de opkomst van het FDF als nieuwe politieke factor in het partijlandschap (als 'knikker in het spel'), en anderzijds de scheuringen en naamsveranderingen binnen de traditionele partijen. Het Brusselse partijsysteem wordt over het algemeen als zeer instabiel beschouwd in vergelijking met de andere landsdelen, mede door splitsingen, fusies van partijen, overlopen van politiek personeel, instabiliteit in de aard en duur van de coalities, enz. De specificiteit van de Brusselse politieke situatie wordt in vele onderzoeken benadrukt. 11 Het stemgedrag van de Brusselaars zou immers in grote mate afwijken van dat in andere landsgebieden: Brussel stemt Brussels . 12 Grosso modo en zeer veralgemenend kan men stellen dat in Brussel de communautaire kloof in belangrijkere mate doorweegt op de kiesintenties, terwijl de kiezer zich in Vlaanderen veeleer door de levensbeschouwelijke scheidingslijn laat leiden en in Wallonië de sociaal-economische factor het meest bepalend is. 13 De politieke mobilisatiekracht van de communautaire controversen is in Brussel het grootst. De reden hiervoor ligt voor de hand. Haar hoofdstedelijke functie en groeiende internationale betekenis maken dat Brussel, als twistappel tussen twee gemeenschappen, manifest aanwezig is in het gewestvormingsproces dat ons land sinds de late jaren 60 doormaakt. Door de lokale verkiezingen van 1970 te behandelen in de context van de totstandkoming van de staatshervorming, zoeken we aansluiting bij een onderzoeksmethode die de effecten van de gemeenteraadsverkiezingen op de regeringspolitiek en op de stabiliteit van de regering nagaat en aan de andere kant onderzoekt in hoeverre politieke gebeurtenissen die zich op nationaal vlak afspelen een invloed hebben op de gemeentelijke politiek. 14 Met deze bijdrage willen we m.a.w. onderzoeken in welke mate de activiteiten van de grondwetgever de gemoederen in de 19 Brusselse gemeenten beroerden en in de andere richting nagaan wat de gevolge