Preview only show first 10 pages with watermark. For full document please download

Taalprofiel. Kwalificatiedossier Machinaal Houtbewerker

Taalprofiel Kwalificatiedossier Machinaal houtbewerker Johan de Wittlaan 11 Postbus AJ Woerden T (0348) F (0348) Inleiding bij het taalprofiel van het kwalificatiedossier

   EMBED

  • Rating

  • Date

    May 2018
  • Size

    546.1KB
  • Views

    5,204
  • Categories


Share

Transcript

Taalprofiel Kwalificatiedossier Machinaal houtbewerker Johan de Wittlaan 11 Postbus AJ Woerden T (0348) F (0348) Inleiding bij het taalprofiel van het kwalificatiedossier Machinaal houtbewerker In dit taalprofiel zijn de beroepsgerichte taalvaardigheden uitgewerkt die essentieel zijn voor de werkzaamheden van de Machinaal houtbewerker op niveau 2, 3 en 4. Dit taalprofiel is een servicedocument bij het kwalificatiedossier Machinaal houtbewerker. Het kan gebruikt worden als ondersteuning bij het aanleren en/of beoordelen van beroepsgerichte taalhandelingen. Gebruikmaken van een taalprofiel is niet verplicht. De beroepsgerichte taalhandelingen zijn ingedeeld volgens de vier hoofdcategorieën van het Referentiekader taal en rekenen 1. In deel D van het kwalificatiedossier staan de niveaus van de beroepsgerichte taalhandelingen genoemd. Deze niveaus kunnen afwijken van de landelijk bepaalde generieke niveaus 2. Voor de beroepsgerichte taalvaardigheden van de Machinaal houtbewerker niveau 2 geldt: 1. Mondelinge taalvaardigheid 2F 2. Lezen 2F 3. Schrijven 1F 4. Begrippenlijst en Taalverzorging 1F Voor de Allround machinaal houtbewerker niveau 3 geldt: 1. Mondelinge taalvaardigheid 2F 2. Lezen 2F 3. Schrijven 1F 4. Begrippenlijst en Taalverzorging 1F Voor de Meewerkend leidinggevende machinaal houtbewerken niveau 4 geldt: 1. Mondelinge taalvaardigheid 3F 2. Lezen 3F 3. Schrijven 2F 4. Begrippenlijst en Taalverzorging 2F Voor elk niveau is een taalprofiel opgesteld en in dit document opgenomen. In het taalprofiel wordt telkens in de linkerkolom een overzicht gegeven van de beroepsgerichte taalhandelingen van de Machinaal houtbewerker. Bijvoorbeeld: open en gesloten vragen stellen tijdens het bespreken van de werkopdracht. In de rechterkolom staat beschreven wat verwacht mag worden van de deelnemer: welke teksten kan hij aan en wat moet hij kunnen? Bijvoorbeeld: de deelnemer kan het eigen gespreksdoel tot uitdrukking brengen. Deze beschrijvingen komen uit het Referentiekader taal en rekenen. Lees voor een uitgebreide uitleg over taalprofielen het document Handleiding bij de taalprofielen voor de hout- en meubelbranche (www.shm.nl/taalenrekenen). 1 Meijerink, H.P., J.F. Letschert, G.C.W. Rijlaarsdam, H.H. van den Bergh & A. van Streun (2009) Referentiekader taal en rekenen. Kaders & Regels Referentiekader 2 Naast beroepsgerichte taalvaardigheden zijn er ook generieke taaleisen geformuleerd voor mbo-deelnemers. Dit zijn de taalvaardigheden die deelnemers moeten beheersen om in de maatschappij te kunnen functioneren en om eventueel door te kunnen stromen naar een hoger onderwijsniveau. Deze eisen zijn niet in het taalprofiel opgenomen, maar worden beschreven in het Referentiekader taal en rekenen. 2 Machinaal houtbewerker Niveau 2 1. Mondelinge Taalvaardigheid 1.1 Gesprekken Stelt open en gesloten vragen bij onduidelijkheden en vraagt om uitleg en aanvullende informatie o bij uitleg van de opdracht 1.1 o bij samenstellen productiegegevens 1.2 o bij selecteren en controleren van hout en plaatmateriaal 1.3 o wat betreft veiligheidsprocedures en voorschriften Overlegt met de leidinggevende: o over de voorbereiding van de werkopdracht 1.1 o voor het krijgen van aanvullende informatie bij de werkopdracht 1.2 o over onvoorziene situaties en problemen met de leidinggevende 1.7 Overlegt met collega s: o over de taakverdeling 1.7 Hanteert op gepaste momenten vaktaal Kenmerken van de taakuitvoering op niveau 2F Beurten nemen en bijdragen aan de samenhang: Kan de juiste frase gebruiken om aan het woord te komen. Kan een reactie uitstellen totdat hij de bijdrage van de ander geïnterpreteerd en beoordeeld heeft. Afstemming op doel: Kan het eigen gespreksdoel tot uitdrukking brengen. Kan doelgericht doorvragen om de gewenste informatie te verwerven. Afstemming op de gesprekspartners: Kan het spreekdoel van anderen herkennen en reacties schatten. Kan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren. Maakt de juiste keuze voor het register en het al dan niet hanteren van taalvariatie (dialect, jongerentaal). Woordgebruik en woordenschat: Beschikt over voldoende woorden om zich te kunnen uiten. Het kan soms nodig zijn een omschrijving te geven van een onbekend woord. Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing: De uitspraak is duidelijk verstaanbaar, ondanks een eventueel accent, af en toe een verkeerd uitgesproken woord en/ of haperingen. Vertoont een redelijke grammaticale beheersing. Aarzelingen en fouten in zinsbouw zijn eigen aan gesproken taal en komen dus voor, maar worden zo nodig hersteld. Taaltaak 1. Een discussie voeren Taaltaak 10. Aan een werkoverleg deelnemen Taaltaak 17. Een gesprek op de werkvloer voeren 3 1. Mondelinge Taalvaardigheid 1.2 Luisteren Luistert naar instructies o de werkopdracht 1.1 o het onderhouden van vakkennis 1.1 o de eisen van hout en/of plaatmateriaal 1.3 o veiligheidsprocedures en voorschriften Luistert tijdens een gesprek naar de gesprekspartner Kan vaktaal begrijpen Kenmerken van de teksten op niveau 2F Lengte: Langere teksten: luisterduur tot ongeveer 20 minuten komt voor. Meer kan mits er enige mate van interactie mogelijk is (zoals vragen stellen). Opbouw: De teksten hebben een heldere structuur. Verbanden en denkstappen worden duidelijk aangegeven. De teksten kunnen redelijk informatiedicht zijn. Kenmerken van de taakuitvoering op niveau 2F Begrijpen: Kan de hoofdgedachte van de tekst weergeven. Kan onderscheid tussen hoofd- en bijzaken maken. Kan relaties tussen tekstdelen leggen. Kan informatie ordenen (bijvoorbeeld op basis van signaalwoorden) voor een beter begrip. Kan wanneer nodig de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de vorm, woordsoort, samenstelling of context. Kan beeldspraak herkennen. Kan een relatie leggen tussen tekst en beeld. Interpreteren: Kan informatie en meningen interpreteren. Kan de bedoeling van de spreker(s) verwoorden. Evalueren: Kan een oordeel over de waarde van een tekst(deel) verwoorden voor zichzelf en kan dit oordeel toelichten. Samenvatten: Kan een eenvoudige tekst beknopt samenvatten (voor zichzelf). Taaltaak 7. Een mondelinge instructie begrijpen Taaltaak 15. Mondelinge informatie begrijpen 4 1. Mondelinge Taalvaardigheid 1.3 Spreken Informeert de leidinggevende over de voortgang van de werkzaamheden en over onvoorziene omstandigheden Kenmerken van de taakuitvoering op niveau 2F De deelnemer: Kan in grote lijnen redenen en verklaringen geven voor eigen meningen, plannen en handelingen en kan een kort verhaal vertellen. Taaltaak 10. Aan een werkoverleg deelnemen Taaltaak 17. Een gesprek op de werkvloer voeren 5 2. Lezen 2.3 Zakelijke teksten Lezen van informatieve teksten: o vaktechnische naslagwerken en/of theorieboeken teksten m.b.t. materialen en middelen, houtbewerking, constructies, arbo, etc , o artikelen uit vakbladen, van internet 1.1, 1.2 o materiaalstaten / afkortstaten 1.3 o werkopdrachten 1.1, 1.4 o planningen 1.1, 1.2, 1.3 o het kwaliteitshandboek o IKB-lijsten, werkplekvoorschriften Lezen van instructies: o handleidingen van machines o parameters van CNC-programma s 1.5 o bedieningsinstructies 1.4, 1.6, 1.7 o opschriften (o.a. van lijm, lakken, beitsen, onderhoudsmiddelen) 1.3, 1.4, 1.9, 1.10 Kenmerken van de teksten op niveau 2F De teksten hebben een heldere structuur. Verbanden in de tekst worden duidelijk aangegeven. De teksten hebben overwegend een lage informatiedichtheid en zijn niet te lang Kenmerken van de taakuitvoering op niveau 2F Techniek en woordenschat: De woordenschat van de leerling is voldoende, om teksten te lezen, en wanneer nodig kan de betekenis van onbekende woorden uit de vorm, de samenstelling of de context afgeleid worden. Begrijpen: Kan de hoofdgedachte van de tekst weergeven. Maakt onderscheid tussen hoofd- en bijzaken. Legt relaties tussen tekstdelen (inleiding, kern, slot) en teksten Ordent informatie (bijvoorbeeld op basis van signaalwoorden) voor een beter begrip. Herkent beeldspraak (letterlijk en figuurlijk taalgebruik). Interpreteren: Legt relaties tussen tekstuele informatie en meer algemene kennis. Kan de bedoeling van tekstgedeeltes en/of specifieke formuleringen duiden. Kan de bedoeling van de schrijver verwoorden. Evalueren: Kan relaties tussen en binnen teksten evalueren en beoordelen. Samenvatten: Kan een eenvoudige tekst beknopt samenvatten. Opzoeken: Kan systematisch informatie zoeken (op bv. het internet of de schoolbibliotheek) bijvoorbeeld op basis van trefwoorden. 5. Een schema lezen 6. Een instructie lezen 9. Formulieren en bonnen lezen 13. Een naslagwerk lezen 6 3. Schrijven 3.2 Formulieren invullen, berichten, advertenties en aantekeningen Maakt aantekeningen: o een materiaalstaat 1.2 o een werkomschrijving 1.2 o stelt de parameters voor het CNCprogramma vast 1.5 Kan formulieren invullen: o het onderhoudsschema 1.10 Kenmerken van de taakuitvoering op niveau 1F De deelnemer: Kan een kort bericht, een boodschap met eenvoudige informatie schrijven. Kan eenvoudige standaardformulieren invullen. Kan aantekeningen maken en overzichtelijk weergeven. Taaltaak 8. Formulieren en bonnen invullen Taaltaak 16. Een memo schrijven Er is niet echt een taaltaak in de Checklist Taaltaken die overeenkomst met aantekeningen maken 4. Begrippenlijst en taalverzorging 4.1 Begrippenlijst De deelnemers moeten verschillende begrippen kennen om over taal en taalverschijnselen te kunnen spreken. Zie: tabel 1 op blz. 22 van het Referentiekader Taal en Rekenen. 4.2, 4.3, 4.4 De vereiste kwaliteit van de mondelinge taalvaardigheden is in bovenstaande tabellen al genoemd. Zie voor de taalverzorging van schriftelijk werk tabel 2 op blz. 26 van het Referentiekader Taal en Rekenen. Het niveau van de schrijfvaardigheden is gesteld op 1F. 7 Allround machinaal houtbewerker Niveau 3 1. Mondelinge Taalvaardigheid 1.1 Gesprekken Stelt open en gesloten vragen bij onduidelijkheden en vraagt om uitleg en aanvullende informatie o bij uitleg van de opdracht 1.1 o bij samenstellen productiegegevens 1.2 o bij selecteren en controleren van hout en plaatmateriaal 1.3 o wat betreft veiligheidsprocedures en voorschriften o aan de medewerkers tijdens het begeleiden en instrueren van hen 2.3 Overlegt met de leidinggevende: o over de voorbereiding van de werkopdracht 1.1 o voor het krijgen van aanvullende informatie bij de werkopdracht 1.2 o over onvoorziene situaties en problemen met de leidinggevende 1.7 Overlegt met collega s: o over de taakverdeling 1.7 Motiveert op inspirerende wijze de medewerkers 2.3 Geeft de medewerkers constructieve feedback over hun functioneren 2.3 Beantwoordt vragen (o.a. met betrekking tot de uitvoering van de taken) 2.3 Bespreekt met de medewerkers de oorzaak en mogelijke oplossing(en) van problemen 2.3 Hanteert op gepaste momenten vaktaal Kenmerken van de taakuitvoering op niveau 2F Beurten nemen en bijdragen aan de samenhang: Kan de juiste frase gebruiken om aan het woord te komen. Kan een reactie uitstellen totdat hij de bijdrage van de ander geïnterpreteerd en beoordeeld heeft. Afstemming op doel: Kan het eigen gespreksdoel tot uitdrukking brengen. Kan doelgericht doorvragen om de gewenste informatie te verwerven. Afstemming op de gesprekspartners: Kan het spreekdoel van anderen herkennen en reacties schatten. Kan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren. Maakt de juiste keuze voor het register en het al dan niet hanteren van taalvariatie (dialect, jongerentaal). Woordgebruik en woordenschat: Beschikt over voldoende woorden om zich te kunnen uiten. Het kan soms nodig zijn een omschrijving te geven van een onbekend woord. Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing: De uitspraak is duidelijk verstaanbaar, ondanks een eventueel accent, af en toe een verkeerd uitgesproken woord en/ of haperingen. Vertoont een redelijke grammaticale beheersing. Aarzelingen en fouten in zinsbouw zijn eigen aan gesproken taal en komen dus voor, maar worden zo nodig hersteld. Taaltaak 1. Een discussie voeren Taaltaak 10. Aan een werkoverleg deelnemen Taaltaak 17. Een gesprek op de werkvloer voeren 8 1. Mondelinge Taalvaardigheid 1.2 Luisteren Luistert naar instructies o de werkopdracht 1.1 o de eisen van hout en/of plaatmateriaal 1.3 o veiligheidsprocedures en voorschriften Luistert tijdens een gesprek naar de gesprekspartner Kan vaktaal begrijpen Kenmerken van de teksten op niveau 2F Lengte: Langere teksten: luisterduur tot ongeveer 20 minuten komt voor. Meer kan mits er enige mate van interactie mogelijk is (zoals vragen stellen). Opbouw: De teksten hebben een heldere structuur. Verbanden en denkstappen worden duidelijk aangegeven. De teksten kunnen redelijk informatiedicht zijn. Kenmerken van de taakuitvoering op niveau 2F Begrijpen: Kan de hoofdgedachte van de tekst weergeven. Kan onderscheid tussen hoofd- en bijzaken maken. Kan relaties tussen tekstdelen leggen. Kan informatie ordenen (bijvoorbeeld op basis van signaalwoorden) voor een beter begrip. Kan wanneer nodig de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de vorm, woordsoort, samenstelling of context. Kan beeldspraak herkennen. Kan een relatie leggen tussen tekst en beeld. Interpreteren: Kan informatie en meningen interpreteren. Kan de bedoeling van de spreker(s) verwoorden. Evalueren: Kan een oordeel over de waarde van een tekst(deel) verwoorden voor zichzelf en kan dit oordeel toelichten. Samenvatten: Kan een eenvoudige tekst beknopt samenvatten (voor zichzelf). Taaltaak 7. Een mondelinge instructie begrijpen Taaltaak 15. Mondelinge informatie begrijpen 9 1. Mondelinge Taalvaardigheid 1.3 Spreken Geeft de medewerkers uitleg, instructies en aanwijzingen die zijn afgestemd op het niveau van de medewerkers 2.3 Spreekt de medewerkers aan op onveilig gedrag of handelen 2.3 Draagt eigen kennis en expertise op begrijpelijke wijze over 2.3 Informeert de leidinggevende over o.a. de (dagelijkse) planning, de uitgevoerde werkzaamheden, de behaalde resultaten en eventuele knelpunten. 2.2 Verantwoordt de bestede tijd en capaciteit. 2.2 Hanteert op gepaste momenten vaktaal Kenmerken van de taakuitvoering op niveau 2F Samenhang: Kan een duidelijk verhaal houden met een samenhangende opsomming van punten en kan daarbij het belangrijkste punt duidelijk maken. Gebruikt korte eenvoudige zinnen en verbindt deze door de juiste, eenvoudige voegwoorden en verbindingswoorden. Afstemming op doel: Geeft spreekdoel duidelijk vorm (instruerend, informatief, onderhoudend enz.) zodat het voor de luisteraar herkenbaar is. Afstemming op publiek: Kan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren. Maakt de juiste keuze voor het register en het al dan niet hanteren van taalvariatie (dialect, jongerentaal). Kan de luisteraar(s) boeien door middel van concrete voorbeelden en ervaringen. Woordgebruik en woordenschat: Beschikt over voldoende woorden om zich te kunnen uiten. Het kan soms nodig zijn een omschrijving te geven van een onbekend woord. Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing: De uitspraak is duidelijk verstaanbaar, ondanks een eventueel accent, af en toe een verkeerd uitgesproken woord en/ of haperingen. Vertoont een redelijke grammaticale beheersing. Aarzelingen en fouten in zinsbouw zijn eigen aan gesproken taal en komen dus voor, maar worden zonodig hersteld. Houding, intonatie en mimiek ondersteunen het gesprokene. Pauzes, valse starts en herformuleringen komen af en toe voor Taaltaak 10. Aan een werkoverleg deelnemen Taaltaak 17. Een gesprek op de werkvloer voeren 10 2. Lezen 2.3 Zakelijke teksten Lezen van informatieve teksten: o vaktechnische naslagwerken en/of theorieboeken, teksten m.b.t. materialen en middelen, houtbewerking, constructies, arbo, etc o artikelen uit vakbladen, van internet 1.1, 1.2 o werkopdrachten 1.1, 1.4 o planningen 1.1, 1.2, 1.3 o materiaalstaten / afkortstaten / contramalstaten 1.3 o het kwaliteitshandboek o IKB-lijsten, werkplekvoorschriften o stickers 1.8 Lezen van instructies: o handleidingen van machines o parameters van CNC-programma s 1.5 o bedieningsinstructies 1.4, 1.6, 1.7 o opschriften (o.a. lijm, lakken, beitsen, onderhoudsmiddelen) 1.3, 1.4, 1.9, 1.10 Kenmerken van de teksten op niveau 2F De teksten hebben een heldere structuur. Verbanden in de tekst worden duidelijk aangegeven. De teksten hebben overwegend een lage informatiedichtheid en zijn niet te lang Kenmerken van de taakuitvoering op niveau 2F Techniek en woordenschat: De woordenschat van de leerling is voldoende, om teksten te lezen, en wanneer nodig kan de betekenis van onbekende woorden uit de vorm, de samenstelling of de context afgeleid worden. Begrijpen: Kan de hoofdgedachte van de tekst weergeven. Maakt onderscheid tussen hoofd- en bijzaken. Legt relaties tussen tekstdelen (inleiding, kern, slot) en teksten Ordent informatie (bijvoorbeeld op basis van signaalwoorden) voor een beter begrip. Herkent beeldspraak (letterlijk en figuurlijk taalgebruik). Interpreteren: Legt relaties tussen tekstuele informatie en meer algemene kennis. Kan de bedoeling van tekstgedeeltes en/of specifieke formuleringen duiden. Kan de bedoeling van de schrijver verwoorden. Evalueren: Kan relaties tussen en binnen teksten evalueren en beoordelen. Samenvatten: Kan een eenvoudige tekst beknopt samenvatten. Opzoeken: Kan systematisch informatie zoeken (op bv. het internet of de schoolbibliotheek) bijvoorbeeld op basis van trefwoorden. 5. Een schema lezen 6. Een instructie lezen 9. Formulieren en bonnen lezen 13. Een naslagwerk lezen 11 3. Schrijven 3.2 Formulieren invullen, berichten, advertenties en aantekeningen Maakt aantekeningen: o een materiaalstaat / afkortstaat / contramalstaat 1.2 o een werkomschrijving 1.1, 1.2 o stelt de parameters voor het CNCprogramma vast 1.5 Kan formulieren invullen o het onderhoudsschema 1.10 Kenmerken van de taakuitvoering op niveau 1F De deelnemer: Kan een kort bericht, een boodschap met eenvoudige informatie schrijven. Kan eenvoudige standaardformulieren invullen. Kan aantekeningen maken en overzichtelijk weergeven. Taaltaak 8. Formulieren en bonnen invullen Taaltaak 16. Een memo schrijven Er is niet echt een taaltaak in de Checklist Taaltaken die overeenkomst met aantekeningen maken 4. Begrippenlijst en taalverzorging 4.1 Begrippenlijst De deelnemers moeten verschillende begrippen kennen om over taal en taalverschijnselen te kunnen spreken. Zie: tabel 1 op blz. 22 van het Referentiekader Taal en Rekenen. 4.2, 4.3, 4.4 De vereiste kwaliteit van de mondelinge taalvaardigheden is in bovenstaande tabellen al genoemd. Zie voor de taalverzorging van schriftelijk werk tabel 2 op blz. 26 van het Referentiekader Taal en Rekenen. Het niveau van de schrijfvaardigheden is gesteld op 1F. 12 Meewerkend leidinggevende machinaal houtbewerken Niveau 4 1. Mondelinge Taalvaardigheid 1.1 Gesprekken Stelt open en gesloten vragen bij onduidelijkheden en vraagt om uitleg en aanvullende informatie o bij uitleg van de opdracht 1.1 o bij samenstellen productiegegevens 1.2 o bij selecteren en controleren van hout en plaatmateriaal 1.3 o wat betreft veiligheidsprocedures en voorschriften Overlegt met de leidinggevende en/of productieleider: o over de voorbereiding van de werkopdracht 1.1 o voor het krijgen van aanvullende informatie bij de werkopdracht 1.2 o over onvoorziene situaties en problemen met de leidinggevende 1.7 o over de uit te voeren order 2.1 o over de voortgang van de werkzaamheden 2.1 Overlegt met collega s: o over de taakverdeling 1.7 Motiveert op inspirerende wijze de medewerkers 2.3 Geeft de medewerkers constructieve feedback over hun functioneren 2.3 Beantwoordt vragen (o.a. met betrekking tot de uitvoering van de taken) Stelt open en gesloten vragen aan de medewerkers 2.3 Bespreekt met de medewerkers de oorzaak en mogelijke oplossing(en) van problemen 2.3 Kenmerken van de taakuitvoering op niveau 3F Beurten nemen en bijdragen aan de samenhang: Kan op doeltreffende wijze de beurt nemen. Kan standaardzinnen gebruiken (bijvoorbeeld: Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag ) om tijd te winnen en de beurt t